Theo Koele (70) heeft zich na een werkend leven – ‘Ik ben begonnen als betonconstructeur en uiteindelijk gestopt als adviseur op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling’ – op het bouwen van kistorgels gestort. ‘Ik ging er op mijn zestigste uit, dan heb je de handen vrij.’

We troffen hem achter zijn laatstgebouwde orgel in de dorpskerk te Hoog-Keppel. Hij bouwde in totaal drie kistorgels; aan het laatste exemplaar had hij twee jaar gewerkt. ‘Ik ben aan het stemmen’, zei hij, terwijl hij op wat toetsen sloeg, waarna een enorm geloei door de ruimte galmde. Telkens als hij op de toetsen drukte, was hij onverstaanbaar, hetgeen het interviewen er niet makkelijker op maakte.

‘Zaterdag wordt er voor het eerst op dit orgel gespeeld’, schreeuwde hij. ‘Dan komen hier in Hoog-Keppel meerdere ­orgelbouwers samen en dan gaat een organist haar voor het eerst bespelen. Dat is altijd spannend.’

‘Wat zegt u?’, schreeuwde ik terug.

Door zijn muzikale hobby – Koele zat in een renaissance- en barokensemble en bespeelde daarin de gamba, een zessnarige voorloper van de cello – kwam hij in aanraking met de vereniging van huiskamermuziek. ‘Een leuke club. Ze bieden daar allerlei cursussen aan, waaronder eentje voor orgelbouwen. Toevallig had ik thuis een kistorgel staan dat ik net had laten repareren. Ik dacht: dat is wat voor mij. Het is een keer wat totaal anders. En ik dacht ook: leuk om iets met mijn handen te doen.’

Je komt gigantisch veel problemen tegen tijdens het bouwproces

Zijn vrouw vond het in eerste instantie ook leuk, maar dat enthousiasme temperde toen tijdens het bouwproces bleek dat hij voor andere zaken geen tijd meer had. ‘Je krijgt een geweldige drive van orgelbouwen. Echt, je raakt bezeten. Dan wilde zij iets leuks doen, bijvoorbeeld naar Doetinchem fietsen, maar dan zei ik: ‘Dat gaat vandaag niet.’ ’s Nachts was ik er ook mee bezig want je komt gigantisch veel problemen tegen tijdens het bouwproces, bijvoorbeeld ….’

Koele drukte op een toets, er volgde een piepend geluid.

‘Een van de problemen waren de kleine, nasale pijpjes. Om die goed gestemd te krijgen, daar was ik erg benauwd voor. Je bent twee jaar aan het bouwen en pas daarna hoor je hoe of je orgel gaat klinken. Een van de belangrijkste dingen is de windlader, waar vijftig kanaaltjes in zitten die van de toets naar de pijp gaan. Als daar een lekkage in zit, heb je voor niets gewerkt.’

Koele werkt uit het hoofd. ‘Niet van een tekening. Van probleem naar probleem, een voor een werk ik ze uit de weg. Mijn leraar is een ander type, die is een ware CAD-tekeningen-fanaat, een echte perfectionist ook. Ik ben nog van de oude stempel.’

Zijn orgels zijn bijzonder, zei Koele niet zonder trots. ‘De eerste staat inmiddels in Zoetermeer en de tweede wordt binnenkort verkocht aan een bekwame organiste die er vorig jaar een keer op heeft gespeeld. Ze was weg van het instrument.’

Als ik al die orgels bij elkaar zie, gaan mijn ogen meteen glimmen

Hij aaide zijn nieuwste kistorgel dat hij, perfectionist als hij was, zelfs had voorzien van een potloodgleuf. ‘Deze blijft nog minimaal twee jaar bij me. Ook omdat je in die twee jaar steeds weer verbeterpunten ontdekt.’

Hij miste het bouwen enorm, maar was naar eigen zeggen toch niet in een zwart gat gevallen. ‘Aanstaande zaterdag is er hier in Hoog-Keppel een ontmoetingsdag met andere orgel­bouwers. Dat is thuiskomen. Ik vergelijk het vaak met van die motorjongens. Als die bij elkaar komen, hangen ze ook meteen boven een motorblok. Als ik al die orgels bij elkaar zie, gaan mijn ogen meteen glimmen.’

Zijn zoon, die een abonnement op De Ingenieur heeft en die hem had opgegeven voor deze rubriek – ‘Wat een verrassing!’ – en zijn vrouw zijn inmiddels meer dan trots op hem. ‘Dat hoor ik aan de manier waarop ze erover praten. Theo, je hebt toch wat bijzonders gepresteerd, denk ik dan.’

Hij ging door met het stemmen van zijn instrument. De klanken waren tot ver buiten de dorpskerk in Hoog-Keppel te horen.


tekst Marcel van Roosmalen  foto's Elmer van der Marel