Eindelijk was daar dan de doos. Door handen gegaan van magazijnmedewerkers in Italië en Nederland. Door weer, wind en corona getransporteerd door postbodes – nou ja, mannen in witte busjes – uit beide landen. Vreugde en opluchting in huize Möring.

De doos bevat onderdelen die ik online heb geoogst: drie verschillende kleuren textielsnoer, fittingen, een zakje met oranje clips die het kroonsteentje van weleer tot prehistorisch verklaren en allerlei losse onderdelen waaruit ik een plafondplaat en behuizing ga knutselen… Geen bouwpakket, maar het resultaat van een visioen dat ik kreeg toen we een lamp zochten en alleen exemplaren aantroffen van een paar honderd euro die we niet eens mooi vonden.

‘Hoezo: zelf maken?’, zei mijn geliefde. ‘Kun je dat dan?’ Een minzaam glimlachje van mijn kant was het antwoord.

Waarom denk ik dat de bewondering van een vrouw wordt verdiend door technische handvaardigheid?

Tweehonderd columns geleden vertelde ik over mijn pogingen om twee lampen boven mijn ontbijtbar te repareren. Björn en Bennie noemde ik ze, want ze kwamen uit Zweden. Het kostte me een hele middag om te ontdekken dat Ikea’s ‘verbeterde’ versie van het kroonsteentje kaduuk was.

Conclusie: if it ain’t broke, don’t fix it. Daar heeft niemand zich iets van aangetrokken. De wereld repareert nog altijd wat werkt en repareert niet wat stuk is en zo zijn we, tweehonderd columns later, niets opgeschoten.

Hoe moeilijk kan het zijn om een lamp te maken?

‘Als de mensen beter naar mij zouden luisteren’, zeg ik tegen mijn vriend Harry. ‘Dan zou de wereld er heel anders uitzien.’ Zijn wat vermoeide zucht bij wijze van antwoord klinkt niet langer dan een seconde als instemming.

Ik ben weer waar het ooit begon: gedoe met kroonsteentjes (of hun opvolgers), gepruts aan lampen en de eeuwige hunkering naar erkenning. De eerste ingenieur – steentijd of daaromtrent – heeft met hetzelfde gekampt toen hij van een kei een bijl maakte. ‘Ja, leuk, maar wat moet je er mee?’

Overigens is deze tweehonderdste column misschien de plek om het woord ‘ingenieur’ nader te bestuderen. Ingenieur van het Franse ingénieur en uiteindelijk natuurlijk uit het Latijn: ingenium, of slimme vondst. Onze eigen P.C. Hooft, voor wie het Nederlands niet Nederlands genoeg kon zijn, bedacht de term ‘vernufteling’. Ik geef toe: geen pakkende titel voor een tijdschrift, de Vernufteling. En op de een of andere manier zie ook nog geen vergadering voor me waarin iemand roept dat we een vernuftelingenbureau moeten inschakelen. Vernufteling klinkt eerder als een compliment dan als een beroep. Ik wordt graag een vernufteling genoemd. Bijvoorbeeld als ik die lamp straks in elkaar heb gezet. ‘Mooi gedaan, schatje. Heel vernuftig.’

Het idee om zelf een lamp te maken had hoog ‘laat dat maar aan mij over’-gehalte. Of het zelfvertrouwen was of overschatting moet blijken. Maar hoe moeilijk kan het zijn om een lamp te maken?

Nee, laat ik dat nou niet zeggen. In 1971 heeft mijn geknutsel met elektra een heel huizenblok zonder stroom gezet toen ik probeerde om mijn treintransformator te repareren. Ik weet niet precies meer wat er mis ging – waarschijnlijk had ik iets doms gedaan, de meeste ongelukken komen voort uit iets doms – maar toen ik de trafo weer inschakelde, plantte de stroom zich voort door het tapijt, kreeg ik een schok van jewelste en was ineens al het licht uit.

Een minuut later hoorde ik mijn vader roepen dat het niet bij ons was. De hele straat was donker. Een paar uur en veel gemopper later was er weer stroom. Het heeft jaren geduurd voor ik durfde op te biechten dat ik de oorzaak was, hoewel ik nog steeds niet weet wat ik precies verkeerd deed.

De trafo was daarna onbruikbaar, maar dat gaf niet. Inmiddels was ik meer geïnteresseerd in meisjes, boeken en muziek.

Ik weet wel wanneer het allemaal begon. Een jaar of acht was ik, toen ik probeerde om de Barbie van mijn zusje tot leven te wekken met een combinatie van eigenhandig afgenomen bloed en elektriciteit. Deze keer met behulp van een negen volts batterij, zodat de schade beperkt bleef.

Mijn jammerende zusje rukte de Barbie uit mijn handen en mijn moeder kwam kijken naar de mad scientist die haar ogenschijnlijk onschuldige zoon was. Misschien had ik toen moeten beseffen dat elektra en ik een vreemde relatie onderhouden. Dat er, zeg maar, een vonk overspringt.

Tekst: Marcel Möring
Foto: Harry Cock