Voor de industriële revolutie waren gebouwen nog vaak van hout. De opkomst van staal en beton, met name na de Tweede Wereldoorlog, heeft dat totaal veranderd. Door nieuwe constructiemethoden en strengere eisen voor isolatie en duurzaamheid is sinds begin deze eeuw echter een kentering gaande. Is houtbouw het antwoord op de stikstofcrisis en de CO2-problematiek?

Hout wordt al sinds mensenheugenis gebruikt als bouwmateriaal. De meeste houten gebouwen zijn echter in de loop der tijd door sloop of hergebruik verdwenen. Sinds de opkomst van steden in de veertiende eeuw is er veel hout gebruikt voor woningbouw.

Enkele grote stadsbranden – Londen in 1666, Lissabon in 1755 – drongen het gebruik van hout voor woningen terug. Steeds vaker werd er in steden gebouwd met steen. Begin vorige eeuw volgde een tweede omslag. Stadscentra veranderden in metropolen en gebouwen schoten de hoogte in. Voor wolkenkrabbers, die tegenwoordig het gezicht van steden als New York en Londen bepalen, bleken staal en beton de meest geëigende bouwmaterialen. Alleen voor niet-constructieve onderdelen als vloeren, deuren, kozijnen en daken konden toepassingen van hout zich nog handhaven.
 

Opmars

De laatste decennia is houtbouw echter aan een opmars bezig. In de eerste plaats door het toepassen van houtskeletbouw, een bouwwijze die al eeuwen in houtrijke landen als Zweden, Finland, Duitsland en Oostenrijk wordt beoefend. Sinds het begin van deze eeuw hebben innovatieve bouwpartijen ook prefabricatie omarmd. In de fabriek worden bouwdelen zodanig geconstrueerd dat aannemers de woningen snel en dus tegen lagere kosten kunnen neerzetten.

Bouwen met hout bracht tot eind vorige eeuw enkele nadelen met zich mee. Doordat het een relatief licht bouwmateriaal is, is het minder stijf en sterk dan staal of beton. Door planken te verlijmen is dat op te lossen. Verlijming gebeurt op diverse manieren en levert bijvoorbeeld glulam (met lijm gelamineerd hout), CLT (cross laminated timber: kruislings verlijmd hout) en multiplan (meerlaags hout) op. Zulke bewerkingen leiden ertoe dat moderne dragende houtconstructies meer dan vijftien meter kunnen overspannen en in dat opzicht niet hoeven onder te doen voor staal of beton.

 

Productiebossen

Een van de partijen die zich vanaf het begin van de eeuw bezighoudt met houtbouw, is Arcon Houtconstructies in Eindhoven. De in 1996 gebouwde sporthal bij de Eindhovense Aalsterweg bij de A2 is een mooi voorbeeld van hun werk. Met een afmeting van 80 bij 120 meter is dit nog steeds de grootste houten overspanning in Nederland.

Het bedrijf haalt hout uit Oostenrijkse bossen waar duurzaam management op basis van FSC- en PEFC-certificering plaatsvindt. Dat betekent meer aanwas van jonge bomen dan kap van oude bomen, waardoor het bos zich verjongt en jaarlijks met meer dan vijf procent groeit. Tijdens de groeifase neemt een boom gemiddeld 10 tot 25 kilogram CO2 op. Pas bij verbranding komt dat weer vrij. Bouw je een houten woning, dan blijft die CO2 opgesloten.

 

Brandwerend

Dat moderne houten gebouwen gemakkelijk branden, is een hardnekkige fabel. ‘De brandsnelheid van hout valt precies uit te rekenen’, zegt Hans van der Grinten, oprichter en directeur van Arcon Houtconstructies. ‘Bij brand vormt zich een koollaag rond het hout, een natuurlijke bescherming. Hout verbrandt met een snelheid van 0,7 millimeter per minuut.

Voor onze constructies kunnen we gemakkelijk brand-weerstanden van zestig tot negentig minuten realiseren. Bij staal en beton is die berekening veel moeilijker. Staal smelt boven de 400 graden Celsius en brandwerende coatings worden in de loop der tijd minder effectief. Beton kan tussen de 200 en 450 graden Celsius kapot gaan, op willekeurige plekken springen er dan stukken af. Soms explodeert het zelfs.’


Meer lezen over construeren met hout?

Het volledige verhaal over hout als duurzaam bouwmateriaal vind je in het januarinummer van De Ingenieur. Koop de digitale versie voor € 7,50, of neem - met een flinke korting van 25 % - een digitaal jaarabonnement van twaalf nummers voor € 69,-.