Hoe gaan we om met een veranderend klimaat?
Tegen de strakblauwe lucht cirkelen buizerds laag over het uitgestrekte polderland. ‘Heel vruchtbaar, de kleigrond hier. Het zal er wemelen van de muizen’, zegt ingenieur Erik van Eekelen.
Via plaatsen als Hongerige Wolf en Ganzedijk zijn we naar de Carel Coenraadpolder gereden, de meest noordoostelijke polder van ons land. Inmiddels kijken we vanaf een lage dijk uit over de kwelders van het Eems-Dollardgebied.
Oostwaarts, aan de overkant van de Eems, tekenen Duitse schoorstenen de horizon. Aan de westkant wordt het uitzicht begrensd door de hoge Dollarddijk die een kaarsrechte streep door het landschap trekt.
Maar we zijn hier niet gekomen om roofvogels te bestuderen of van het uitzicht te genieten. Het is dat onopvallende dijkje zelf, waar de wind ons haast vanaf blaast, dat ons hierheen heeft gelokt.
Inpolderingen
Beleidsmakers hebben al jaren de mond vol van grote thema’s als klimaatadaptatie en nature based-bouwen. Deze week culmineren die gesprekken in de grote Klimaatadaptatietop, waar wereldleiders afspraken zullen maken over nieuwe beleidsagenda’s.
Maar hoe ziet dat nieuwe, klimaatadaptieve bouwen er nu in de praktijk uit? Hoe zet je zo’n project op, hoe voer je het uit en hoe kun je ermee uiteindelijk nog een duurzaam verdienmodel opzetten ook? Dit dijkje, aangelegd met klei uit de aangrenzende kleirijperij, geeft het begin van een antwoord.
Van Eekelen, van oorsprong vloeistofmechanicus en afgestudeerd op baggerpluimen, werkt bij baggerbedrijf Van Oord. Maar twee dagen in de week is hij programmamanager bij EcoShape, een consortium van aannemers, ingenieursbureaus, kennisinstellingen en ngo’s. In die hoedanigheid is hij een van de bedenkers en aanjagers van dit baanbrekende project in het Eems-Dollardgebied.
‘Ze noemen deze streek de Graanrepubliek’, zegt hij. ‘Vanwege de rijke kleigronden is hier zoveel ingepolderd.’
Van slag
Juist door al die inpolderingen en de baggerwerkzaamheden om de nabijgelegen Duitse haven toegankelijk te houden voor grote schepen, is het natuurlijke systeem in de Eems-Dollard van slag geraakt. Het areaal aan kwelders waar de rivier sediment kan afzetten, is door de inpolderingen veel kleiner geworden. Het gevolg is dat het sediment geen plek meer heeft om te bezinken en in de waterkolom blijft hangen.
‘Het water is veel te troebel’, zegt Van Eekelen. ‘Dat is niet goed voor de ontwikkeling van het ecosysteem.’
Om het water weer schoon te maken, kunnen baggerschepen het sediment opzuigen, naar de Noordzee varen en het daar dumpen. Maar deze klassieke, beproefde methode voor havens en vaargeulen is kostbaar en bepaald niet duurzaam.
Circulair
‘Jaarlijks moet er een miljoen ton slib aan het water worden onttrokken om de waterkwaliteit in de Eems-Dollard te verbeteren. Wij hebben nu gekozen voor een hedendaagse aanpak waarbij we naar het hele systeem kijken en die bovendien circulair is.’
Van Eekelen wijst naar het noorden. Daar, negen kilometer verderop, werd sedimentrijk water opgezogen. Een pijplijn leidt het vervolgens naar deze kwelder net buiten de Dollardijk. In de kwelder zijn tien vakken van elk ongeveer een hectare groot aangelegd, waar het water via inlaten het sediment inspuit: hetzij in één keer een enorme hoeveelheid, hetzij laagje voor laagje.
Lokale klei
‘Dat sediment is hetzelfde soort grond waarvan van oudsher de klei wordt gevormd voor de dijken’, zegt Van Eekelen. ‘De Dollarddijk moet in het kader van het Hoogwaterbeschermingsprogramma worden versterkt. Dan zou het toch raar zijn klei van elders te halen, terwijl we het sediment van de Eems-Dollard in de Noordzee dumpen? Beter kunnen we het sediment dat daar in het water in overvloed aanwezig is, hier gebruiken om deze dijk hier te verhogen.’
Het is een manier van mét de natuur werken in plaats van ertegenin gaan. Niet meer strijden tegen het water, maar het inzetten als partner.
Veel geduld
Dat klinkt echter makkelijker dan het is. Slib uit het water levert namelijk niet zomaar geschikte dijkenklei op. Daar moet je extreem veel geduld voor hebben.
‘Slib is te nat, te zout en het bevat te veel organisch materiaal. Langs natuurlijke weg duurt het wel dertig jaar eer het slib tot klei is gerijpt. Hier onderzoeken we hoe dat valt te versnellen.’
De pilot begon vorig jaar en inmiddels is duidelijk dat het rijpingsproces inderdaad een stuk vlotter kan. Door het geleidelijk aan op te spuiten, door de korst die zich op de slibmassa vormt af en toe open te breken, door geultjes te graven waaruit het water kan weglopen, en misschien ook door het te beplanten.
‘Onze hypothese was dat het in drie jaar zou kunnen, maar nu lijkt vijf jaar realistischer’, zegt Van Eekelen. Nog altijd een forse tijdwinst.
Vraagtekens
Het onderzoek is veel breder dan alleen het versnellen van het rijpingsproces van het slib. Neem het zoutgehalte van het sediment. Dat moet flink omlaag zodat uiteindelijk de dijk echt groen kan worden.
‘De Dollarddijk behoort tot de primaire dijken en volgens de regels horen die te bestaan uit klei van erosieklasse 1 of 2, de sterkste categorieën en erop moet bovendien gras kunnen groeien.’ Dat is op zoute klei lastig, meent de regelgever.
Maar is dat wel zo? Volgens Van Eekelen is dat nader onderzoek waard. ‘Door de spray van zilt water uit de Eems is het gras dat hier op de dijk groeit allang zouttolerant geworden. Het is dat het in de Nederlandse ontwerprichtlijnen staat, maar vanuit de functionele kant kun je bij zulke voorschriften vraagtekens zetten.’
Megaprobleem
Hetzelfde geldt voor het organische materiaal in het slib. Dat moet er volgens de voorschriften zo veel mogelijk uit voordat de klei is te gebruiken bij de aanleg van dijken. Door het slib bloot te stellen aan zuurstof breekt het organisch materiaal af. Dan voldoet de klei beter aan de eisen, maar de milieukosten zijn hoog. Bij de afbraak komen namelijk broeikasgassen vrij.
‘Dat is onwenselijk’, zegt Van Eekelen. ‘We onderzoeken nu of een versnelde rijping leidt tot een hogere emissie van broeikasgassen dan wanneer het slib op natuurlijke wijze rijpt.’
Wat de onderzoekers in ieder geval niet van plan zijn, is het toevoegen van extra zand of kalk aan het slib om het rijpingsproces te versnellen. Dat zou de drainage-eigenschappen van de klei verbeteren, en dan voldoet het materiaal bovendien eerder aan de geldende eisen. Maar dat maakt de kostprijs te hoog, legt Van Eekelen uit.
‘Bij schaalvergroting horen de kosten te dalen. Voeg je er middelen aan toe, dan blijft de prijs te hoog.’
Bouwen met de natuur
Intussen wandelen we over het eerste proefdijkje, aangelegd van snelgerijpt klei. Het voldoet vooralsnog prima.
‘Je kunt nog zoveel abstracte verhalen vertellen’, weet Van Eekelen. ‘Maar juist in zo’n pilot zit een enorme kracht. Hier kun je zien en beleven wat het betekent, bouwen met de natuur. Dit moet een visitekaartje zijn voor besluitvormers wereldwijd.’
Maar het is meer dan dat. De pilot móet ook gewoon slagen, zegt Van Eekelen. ‘In de zomer van 2022 hebben we zeventigduizend kuub gerijpte klei nodig om een eerste proefstuk van een kilometer dijk te versterken, waarna we later de gehele 12,5 kilometer lange dijk kunnen vrsterken tot brede, groene dijk. En lukt het niet zoals we het hadden bedacht, dan bedenken we iets anders om het alsnog te laten lukken.’
Van Eekelen vindt een medestander in watergezant Henk Ovink. Nederland is zeker een proeftuin van klimaatadaptatie, zegt hij, en de kleirijperij is daarvan een mooi voorbeeld.
‘Fantastisch toch! Met zulke projecten laten we zien dat we het kunnen: afscheid nemen van bestaande praktijken en investeren in een klimaatbestendige toekomst.’
Steeds urgenter
Klimaatadaptatie staat nu ineens hoog op de agenda, maar volgens Ovink is het bepaald geen hype. ‘Het is van alle tijden: de helft van de afspraken uit het klimaatverdrag van Parijs gaat erover en in Nederland doen we al eeuwen niet anders. Het wordt alleen steeds urgenter.’
De vrees dat het aanpassen van de systemen aan klimaatverandering, de strijd tegen die klimaatverandering zelf wellicht te veel wind uit de zeilen neemt, wijst Ovink resoluut van de hand.
‘We moeten de klimaatverandering een halt toeroepen’, benadrukt hij. ‘Daarop moet alle aandacht gevestigd blijven. Maar ook als we de verwachte temperatuurstijging onder die twee graden weten te houden, hebben we al een megaprobleem. De impact zal enorm zijn en die moeten we op een of andere manier dempen. Doen we dat niet, dan gaan we als samenleving ten onder.’
Die urgentie wordt inmiddels breed gevoeld. Ook bij EcoShape, dat voor de kleirijperij verantwoordelijk is. Het consortium ontstond in 2017 als initiatief van aannemers Boskalis en Van Oord, kennisinstellingen als Deltares en de Wageningen Universiteit, plus een aantal ingenieurs- en adviesbureaus, waaronder Royal HaskoningDHV, Arcadis en Witteveen+Bos.
‘EcoShape werd indertijd opgezet met het idee dat de hele industrie een negatieve blik had op het milieu’, zegt Van Eekelen. ‘Elke milieustudie werd als lastig ervaren; ecologische eisen zaten alleen maar het werk in de weg.’
Systeemdenken
Aannemers, ingenieurs en bouwers waren indertijd zo hard bezig met alle negatieve aspecten dat ze misten dat werkzaamheden ook een positieve milieu-impact kunnen hebben, als je vanuit het systeem denkt. Maar hoe gaat dat dan, die systeemgerichte, holistische werkwijze?
Van Eekelen verwijst naar een succesvoorbeeld van een paar jaar geleden, de versterking van de Hondsbossche Zeewering bij Petten. De kunstmatige zeedijk moest er worden versterkt. Men had er simpelweg nog wat stenen op kunnen gooien met een laag asfalt erover. Maar men heeft het bekeken vanuit het systeem.
Hoe werkt de Nederlandse kust eigenlijk, van Hoek van Holland tot aan Den Helder? Met duinen en met natuurlijk zandtransport. Daarom is toen gekozen voor het opspuiten van miljoenen kubieke meter zand voor de kust. Op natuurlijke wijze zijn er nu nieuwe duinen ontstaan.
De kustverdediging is weer op peil en de duinen zijn voor recreanten een stuk interessanter dan de asfaltwering van weleer. Dat is het nieuwe bouwen met de natuur. Een sterke kentering met wat voorheen gebruikelijk was.
Klimaatbestendig
En juist die kentering is hard nodig. We moeten afscheid nemen van bestaande praktijken, zegt ook Ovink, en investeren in een klimaatbestendige toekomst.
‘Het is niet de oude economie die banen genereert, maar de nieuwe’, zegt Ovink de Amerikaanse oud-president Barack Obama na. Adel verplicht: juist Nederland, met zijn eeuwenlange cultuur van leven met het water, moet zich profileren als proeftuin van de nieuwe, klimaatbestendige aanpak.
Negen van de tien klimaatrampen hebben met water te maken, stelt Ovink. ‘Water is superbelangrijk, ook als hefboom voor klimaatactie.’
Duurzame toekomst
De oude garde moet daarvan nog worden overtuigd, stelt Ovink, en de klimaatadaptatietop zal daarbij zeker helpen.
Jongere ingenieurs zijn zich allang bewust van de noodzaak om met de natuur te bouwen; om rekening te houden met en gebruik te maken van natuurlijke processen in plaats van daar tegenin te gaan.
‘Ik praat wel eens met studenten en dan leg ik ze uit dat bouwen met de natuur de grote revolutie is die nodig is voor een duurzame toekomst’, zegt Van Eekelen. Dan kijken de studenten hem glazig aan. ‘Maar dat is toch gewoon logisch?’, zeggen ze dan.
Foto boven: De aanleg van de proefdijk nabij Delfzijl. Credit: Waterschaop Hunze en Aa's