Het autistische brein van de uitvinder
De cognitieve evolutie heeft de mens voorzien van een brein dat patronen zoekt en herkent. En vooral autistische breinen zijn daar goed in, schrijft Simon Baron-Cohen in het boek De Patroonzoekers.
Zijn mensen met autisme gemiddeld gesproken beter geschikt voor een baan als wetenschapper of ingenieur dan mensen zonder deze eigenschap? Ja, betoogt Simon Baron-Cohen, hoogleraar psychologie en psychiatrie en directeur van het Autism Research Center van Cambridge University, in het boek De Patroonzoekers waarvan de Nederlandse vertaling net verschenen is.
Autisme gaat namelijk vaak samen met een brein dat ‘systemiseert’ – dus patronen zoekt en herkent – en dat is precies wat nodig is om een succesvol wetenschapper of ingenieur te worden. Dan moeten die patroonzoekers daar alleen wel de kans voor krijgen.
Systemiseren
Dat mensen met autisme vaak goede exacte denkers zijn is geen nieuw inzicht. Iedereen kent wel autistische mensen met zeer specifieke talenten, ofwel in zijn eigen kennissenkring ofwel uit verhalen. Thomas Edison was autistisch, Bill Gates is het ook. Maar Baron-Cohen presenteert in dit boek een geheel nieuwe theorie over het vermogen van mensen om dingen uit te vinden, en onderbouwt deze met onderzoeken en feiten. Alleen valt er op die onderbouwing wel wat aan te merken.
Volgens Baron-Cohen hebben alle moderne mensen een systemiseermechanisme in hun brein, dat in staat is als-en-dan-patronen te herkennen. Voorbeelden van zulke patronen zijn: ‘Als een tomatenzaadje in de grond zit en de grond is vochtig, dan groeit het uit tot een tomatenplant’, of ‘Als een zweefvliegtuig een vaste vleugel heeft en die vleugel heeft een invalshoek van zes graden, dan gaat het vliegtuig omhoog.’
De manier om er echter te komen of het klopt, is het experiment talloze keren herhalen.
Heersers van de planeet
Dit systemiseermechanisme, zo schrijft Baron-Cohen vervolgens, staat ultragevoelig afgesteld in de geesten van uitvinders, mensen die zich met exacte vakgebieden bezighouden en mensen die een systeem proberen te perfectioneren zoals musici, sporters en ambachtslieden. Ook mensen met autisme hebben een hypersystemiseerbrein. En, schrijft Baron-Cohen, het is deze eigenschap die de mens tot technologisch heerser van de planeet heeft gemaakt.
Het soort brein dat iemand heeft, hangt volgens hem samen met de hoeveelheid testosteron waar iemand voor de geboorte aan is blootgesteld, is deels genetisch bepaald en is dus waarschijnlijk tot stand gekomen door natuurlijke selectie. Terugblikkend op de evolutie zien we dan ook dat mensen met een ultra-actief systemiseermechanisme een cruciale rol hebben gespeeld in de ontwikkeling van ons uitvindend vermogen.
Argumenten
Sommige aspecten van deze tamelijk omvangrijke theorie worden door Baron-Cohen uitgebreid beargumenteerd. Zo deed hij zelf veel onderzoek naar de verdeling van verschillende ‘breintypen’ onder de mensen – die variëren van ultra-empathisch via gebalanceerd naar ultra-systemisch. Deze onderzoeken laten zien dat het ultra-systemische brein inderdaad oververtegenwoordigd is bij uitvinders en bij mensen met autisme.
Maar als het gaat om de evolutie gaat Baron-Cohen een stuk korter door de bocht. Als hij de lezer er bijvoorbeeld van wil overtuigen dat alleen de mens systemisch kan denken, en ook dat pas sinds honderdduizend tot zeventigduizend jaar geleden, veegt hij de tegenargumenten nogal losjes van tafel.
Een vuurplaats van meer dan honderdduizend jaar oud? Het telt pas als het er meer zijn. Dieren die met werktuigen in de weer zijn, of die zelfs stenen gebruiken om het waterpeil te verhogen zodat ze ergens bij kunnen; dat is imitatiegedrag volgens Baron-Cohen’s overtuiging.
Ook de als-en-dan-beschrijving van hoe exacte en technische wetenschappen werken is karikaturaal en behoorlijk eenzijdig. Dit terwijl Baron-Cohen vrijwel al onze prestaties toeschrijft aan ons vermogen tot systemisering – zelfs het talent voor het schrijven van een toneelstuk of de skills om jezelf op een skateboard vanaf een verticale muur te lanceren.
Boodschap
Maar toch: het boek zet de lezer aan het denken. Vooral in het eerste hoofdstuk, waarin de schrijver aan de hand van bestaande mensen met autisme laat zien tegen welke problemen zij aanlopen en hoe dat hun ontwikkeling frustreert. En in het laatste hoofdstuk, waarin oplossingen worden aangedragen om deze vaak talentvolle mensen de kansen te geven die ze verdienen. Die boodschap is belangrijk, maar de theorie erachter is in dit boek wellicht net wat te veel opgeklopt.
De patroonzoekers. Een nieuwe theorie over de menselijke vindingrijkheid
Simon Baron-Cohen | 304 Blz. | € 25,95