De gevolgen van een zeespiegel­stijging tot drie meter kunnen met de huidige aanpak worden bestreden, maar de vereiste maatregelen zijn zo in­grijpend dat een compleet andere benadering zich ook opdringt. Dat stelt het Kennisprogramma Zee­spiegelstijging. Experts uit de ingenieurswereld reageren instemmend.  

De zeespiegel zal de komende decennia als gevolg van klimaatverandering fors stijgen. Met de huidige kennis en techniek kunnen we keringen en zandsuppleties ontwerpen die een zeespiegelstijging van drie meter kunnen weerstaan, maar al deze maatregelen zullen ingrijpende gevolgen hebben voor het huidige ruimtegebruik. Voorwaarde is bovendien dat er voldoende materialen beschikbaar blijven (met name zand en klei) en genoeg mensen zijn om de werkzaamheden uit te voeren. Dat is de strekking van de afgelopen maand verschenen tussenbalans van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging, een inmiddels vier jaar lopend onderzoeksprogramma naar langetermijnscenario's in opdracht van de Staf Deltacommissaris en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. 

Zo geven we volgende generaties ook de kans om Nederland leefbaar te houden

Niets doen is geen optie, stellen de onder­zoekers, maar hoeveel tijd er resteert om maatregelen te treffen, hangt vooral af van de snelheid waarmee de uitstoot van broeikasgassen vermindert en hoe dat doorwerkt in de zeespiegelstijging. Het KNMI gaat uit van een maximale stijging aan de kust van 1,2 meter in 2100, maar sluit een verdere stijging van 2,5 meter daarna niet uit. Juist vanwege die grote onzekerheid is het zaak ruimte vrij te houden voor maatregelen die wellicht later nodig blijken. Bij investeringen in de ruimtelijke inrichting, zoals woonwijken en infrastructuur voor landbouw en duur­zame energie en ook natuur, moet daarmee rekening worden ­gehouden. ‘Zo geven we volgende generaties ook de kans om Nederland leefbaar te houden’, stellen de onderzoekers.

Die grote onzekerheden vormen misschien wel het grootste probleem, zegt Jos van ­Al­phen, als adviseur ‘strategie en kennis’ lid van de staf van de Deltacommissaris. ‘Het liefst weten we precies waar we in 2200 aan toe zijn, om daarop te kunnen ontwerpen en bouwen.’ Maar de stip op de horizon is voortdurend in beweging. ‘De komende decennia moeten we leven met die onzekerheid over het einddoel.’

Talloze sluizen, bruggen en gemalen, allemaal daterend van na de Tweede Wereldoorlog, zijn juist die komende decennia aan vervanging toe. Een adaptieve aanpak is dan noodzakelijk. Zorg bijvoorbeeld dat de fundering al op het slechtste scenario is berekend, dan kan het kunstwerk zelf gedurende de levensduur relatief eenvoudig robuuster worden gemaakt. ‘Ingenieursbureaus doen hiermee steeds meer ervaring op,’ zegt Van Alphen.


Meerledige aanpak

De huidige aanpak van de gevolgen van zeespiegelstijging is meerledig. De kustlijn wordt versterkt met extra zand en de dijken worden grootschalig onder handen genomen om in 2050 te voldoen aan strengere veiligheidsnormen. Bovendien krijgt het water meer ruimte, onder meer door rivieren te verbreden, en bestaat de mogelijkheid om stormvloed­keringen te sluiten bij te verwachten hoge waterstand. 

Zetten we dit beleid voort dan heeft dat wel grote gevolgen. Dijken moeten behalve hoger ook breder worden: minimaal tien tot wel negentig meter, met uitschieters tot 150 meter. Voor zandsuppleties is jaarlijks 35-65 miljoen kuub zand nodig, tot in totaal 11,7 miljard kuub in 2200 - meer dan er met de huidige methoden kan worden gewonnen. Stormvloedkeringen moeten vaker sluiten, buitendijkse woon- en havengebieden komen vaker, misschien zelfs permanent onder water te staan. In de Afsluitdijk en bij IJmuiden moeten grotere pompen het water afvoeren. 


Zoetwatertekort

De zoetwatervoorziening komt in het gedrang, stellen de onderzoekers, want naarmate de zeespiegel verder stijgt, groeit het tekort aan zoetwater om de verzilting te bestrijden. Volgens de onderzoekers zal Nederland dan het gebruik van zoetwater moeten verminderen en op sommige plaatsen landgebruik en bedrijfsvoering erop moeten aanpassen. ‘De zoetwatervoorziening wordt eerder problematisch dan de zeespiegelstijging’, zegt Van Alphen. 

Henri Deelstra, businesslijndirecteur Stad & Klimaat bij ingenieursbureau Antea Group, wijst in een reactie op de tussenbalans op een ander mogelijk pijnpunt. ‘Op dit moment is de beschikbaarheid van specialisten al een voelbaar punt van zorg. Bij het inplannen van projecten zullen we efficiĂ«nt moeten omgaan met deze beperkte personeelscapaciteit.’ Een mogelijkheid kan zijn om losse werken vaker te bundelen tot Ă©Ă©n groot project. 


Wonen in risicogebied

Tegelijk brengt het rapport duidelijk de grenzen van het huidige waterveiligheidsbeleid in beeld, stelt Deelstra. ‘Dit betekent dat we, naast voortbouwen op het huidige systeem, ons moeten bezinnen op nieuwe ruimtelijke keuzen.’ Misschien, geeft hij aan, moeten we ons gaan afvragen ‘of we wel kunnen blijven wonen en werken op risicovolle plaatsen in Nederland.’

Die denkrichting hebben de onderzoekers zelf ook al verkend. Ze schrijven onder meer over het afsluiten van de Nieuwe Waterweg met een sluizencomplex om de zee buiten de deur te houden en over de aanleg van een enorm meer voor de kust, om hogere rivier­afvoeren op te vangen en verzilting op het land te beperken. De gevolgen voor de natuur zijn nu nog niet onderzocht. 


Meebewegen met zeespiegel

Meebewegen met de zeespiegel is ook een mogelijkheid. Dan zou woningbouw worden geconcentreerd op grote terpen. Ook het landgebruik moet dan radicaal worden aangepast aan de verzilting en de stijgende waterstanden.

NikĂ©h Booister, consultant deltamanagement bij bureau Sweco, noemt de tussenbalans ‘een mooie samenvatting’ van langlopend onderzoek, waarbij het ook ‘heel sterk’ is dat die bandbreedte van onzekerheid in de mogelijke scenario’s goed in kaart is gebracht. De strekking lijkt misschien verontrustend, zeker gelet op de snelheid van de verwachte zee­spiegelstijging, maar is uiteindelijk ook geruststellend, stelt Booister: ‘Met de huidige techniek kunnen we al heel veel aan, maar we moeten wel zorgen dat we die op orde hebben.’

In 2026 volgt het eindrapport van het Kennisprogramma. Daarin zijn de te nemen maatregelen verder uitgewerkt.


Foto: IJsselmeerdijk bij Zwartslius. Credit: Depositphotos
Â