Beslissingsboom
'Daar stonden we, twee mannen die voor De Ingenieur schrijven, machteloos, onthand', schrijft columnist Marcel Möring. 'Alles in mij schreeuwde serendipiteit'.
Het was een grauwe ochtend die niet kon besluiten of het zou gaan regenen en ik had er al vijf telefoongesprekken met falende instanties en leveranciers opzitten.
‘Ik ga een telefooncentrale aanleggen’, zei ik tegen Harry, die ik als laatste belde.
‘Wat is het nut daarvan?’, vroeg hij. ‘Je zit de hele dag alleen thuis.’
‘Het gaat niet om nut. Het nutteloze is het doel.’
Ik hoorde hem aan de andere kant van de lijn zuchten.
Gek, dat we nog steeds over ‘de andere kant van de lijn’ spreken. Er is geen lijn. Er is ook geen ‘bellen’ meer. Mijn telefoon laat een ringtone horen die ik twintig jaar geleden zelf heb gemaakt van Radiohead’s No Surprises.
‘Het nutteloze…’, zei Harry.
‘Mijn wraak op bedrijven en instanties die me door eindeloze menu’s laten waden voor ik iemand te spreken krijg. Toets 1 voor Nederlands, toets 2 voor Engels. Toets 3 voor Drents.’
‘Dit gesprek kan worden opgenomen voor trainingsdoeleinden’, zei Harry.
Kruipen door de krochten van het telefoonmenu om iemand te bereiken
‘Training…’, zei ik. ‘Als ze van mijn gesprekken iets zouden leren, hoefde ik niet uit te leggen wat ik al drie keer heb uitgelegd.’
Mijn humeur was niet best. Mijn internetaansluiting is al een half jaar in de maak, de post heeft een pakketje zoekgemaakt dat elke dag opduikt in de app met de mededeling dat het bezorgmoment is gewijzigd en de verhuurder doet al negen maanden niets aan een lekkage met de sussende formulering dat ze er ‘achter de schermen’ heel erg mee bezig zijn.
En niemand die je kunt bereiken zonder eerst door de krochten van het telefoonmenu te kruipen.
Het beste was die van de GGD, waar de registratie van mijn vaccinatie zoek was. Was ik gevaccineerd door de GGD, toets dan 1. Had de huisarts het gedaan, toets dan 2. Na toets 2: Daar gaan wij niet over, dit gesprek wordt nu beëindigd.
‘Ik denk niet dat jouw plan lukt met een mobiele telefoon’, zei Harry. ‘Zeker niet met een oude.’
Ik heb een iPhone 8 en Apple is al aan nummer 13. En dan te bedenken dat ik via slinkse import de eerste iPhone had toen die in Nederland nog niet te koop was. Het kostte me twee weken om ’m zodanig te hacken dat hij eindelijk kon worden gebruikt.
Op de een of andere manier is mijn gadgetlust verdampt. Nieuwe computers, tablets, telefoons komen op de markt, maar niets wekt mijn verlangen.
‘Dat komt omdat er geen verschil is tussen 8 en nummer 13’, zegt Harry. ‘De camera is iets beter, maar daar heb jij toch niets aan. Het scherm heeft een hogere resolutie, maar daar lig jij niet wakker van.’
Toch had ik bijna een nieuwe gekocht, maar dat had dan weer niets te maken met elektronicagretigheid.
Ik had geluncht met de hoofdredacteur en toen we opstonden was mijn telefoon weg. Hij had naast mij gelegen. Op de tafel. Of op de verwarmingsradiator.
Het bleek het laatste te zijn, want achter die radiator lag de telefoon, ineengeklemd tussen de muur en de verwarming, in een ruimte die nauwelijks meer dan twee centimeter breed was. De afstand tussen vloer en radiator was niet groter.
We staken wat moedeloos onze handen tussen radiator en muur en vloer en radiator, maar er was geen kans dat we de telefoon konden pakken.
Daar stonden we, twee mannen die voor De Ingenieur schrijven, machteloos, onthand. Alles in mij schreeuwde ‘serendipiteit’. Een oplossing, buiten de lijnen der verwachting, even briljant als verrassend. Minder zou de hoofdredacteur niet van mij verwachten.
Er kwam een serveerster met een mes, maar dat leidde tot niets. Ondertussen leverde het lampje op de telefoon van de hoofdredacteur wel een beeld op van de situatie achter de verwarming. Er lagen drie messen te midden van stofwolken te wachten op een bevrijding die nooit was gekomen als mijn telefoon daar ook niet was beland.
Uiteindelijk kon ik de telefoon opzijschuiven dankzij een reep aluminium die een kok aandroeg. Ik vroeg me af van welk keukenapparaat die strip kwam.
De hoofdredacteur wist de telefoon met de toppen van zijn vingers te grijpen en na wat manoeuvreren kon ik mijn oude iPhone in mijn zak stoppen. Toen we naar buiten liepen begon het net te regenen.
Tekst: Marcel Möring
Fotografie: Harry Cock