Waar blijven de bĂšta's?
Het is een bekende klacht die elke vier jaar wordt geuit: er zitten zo weinig bèta’s in de Tweede Kamer. Maar als de politiek werkelijk te belangrijk is om alleen aan alfa’s en gamma’s over te laten, waarom melden zich dan nauwelijks ingenieurs in Den Haag?
Het aantal Tweede Kamerleden met een technische achtergrond is al jaren uitermate gering. Hooguit een handvol Kamerleden heeft een opleiding gevolgd aan een van de technische universiteiten of aan een technische hogeschool.
In het kabinet is het helemaal mager. Na het opstappen van de Delftse alumnus Eric Wiebes, tot voor kort minister van Economische Zaken en Klimaat, is er geen bèta meer over in Vak K.
Verkiesbare plaats
De kans dat het aantal ingenieurs en andere bèta’s na de aanstaande Tweede Kamer verkiezingen aanzienlijk zal stijgen, is nihil. De bèta’s zijn er wel (lees ons dossier 'Verkiezingen 2021'), maar slechts een deel staat op een enigszins verkiesbare plaats.
De vraag is natuurlijk in hoeverre dat erg is. Bèta’s hebben veel talenten, maar ze zijn niet per definitie betere politici dan de vele gamma-wetenschappers waarmee de Kamer nu goeddeels is gevuld: van bestuurskundigen tot politicologen en van juristen tot economen.
Hard werken, laag rendement
Kennelijk hebben de ingenieurs er ook weinig zin in. Een baan in de politiek betekent immers hard werken tegen een veelal laag rendement.
‘Ik word veel gebeld door ingenieurs’, zegt Wybren van Haga, Kamerlid voor Forum van Democratie na eerder uit de VVD te zijn gezet.
‘Ze hebben een grote mond over hoe slecht Den Haag het allemaal doet. Maar meedoen? Ho maar. Ik snap dat mensen geen zin hebben in een politieke loopbaan, maar dan vertrouw je de zaken toe aan mensen zonder vakkennis.’
Passie voor het vak
In elk van de grote opgaven waarvoor het komende kabinet staat, speelt techniek een belangrijke rol. Energietransitie, mobiliteit, stikstof: degenen die er in Den Haag over beslissen, zijn vrijwel zonder uitzondering geen specialisten.
‘Natuurlijk heeft een Kamerlid kennis van zaken nodig, dus wat dat betreft zit ik met mijn technische opleiding wel goed’, zegt PvdA-kandidaat Joris Thijssen.
‘Maar nog veel belangrijker is dat parlementsleden passie voor hun vak meebrengen. Je moet elke dag met een glimlach uit bed stappen om weer keihard je best te gaan doen voor het land.’
Getalsbegrip
In het allesoverheersende coronadossier speelt techniek misschien geen hoofdrol, maar de overvloed aan berekeningen, modellen en al dan niet afvlakkende grafieken heeft ons wel weer herinnerd aan het feit dat getalsbegrip niet bij alle politici automatisch in gelijke mate aanwezig is. Relatieve en absolute getallen worden door elkaar gebruikt en wat exponentiële groei precies is, moet ook steeds opnieuw worden voorgerekend.
Feiten en cijfers maken weinig indruk meer in de politiek. Bètapolitici kunnen de coronastatistieken vast beter lezen dan veel epidemiologen, maar omdat ze nu politicus zijn, doet die professionele kennis niet langer ter zake. Kamerlid Eppo Bruins (ChristenUnie) verwoordt dat gedeelde gevoel onder ingenieur-Kamerleden zo: ‘Ook al heb ik gelijk, ik krijg het niet altijd.’
Masochistische inborst
Dat maakt de politiek geen al te aantrekkelijke werkomgeving voor een ingenieur. Niet alleen valt elders meer te verdienen, maar je moet ook een zekere masochistische inborst hebben. ‘Als rasechte bèta was ik gewend het slimste jongetje van de klas te zijn. In Den Haag kwam ik erachter dat dat er niet echt toe doet’, zegt Bruins.
Je kunt op een whiteboard nog zo’n overtuigende grafiek tekenen, maar dat is een taal die je collega-Kamerleden nu eenmaal niet beheersen en waarmee je ze niet zult overtuigen. Om te slagen in de politiek, zullen de bèta’s zich opnieuw moeten uitvinden.
Belangrijk
Ondertussen is de politiek te belangrijk om aan alfa’s en gamma’s over te laten, zoals Paul van Meenen (D66) het omschrijft. Niet alleen omdat alle geluiden uit de samenleving ook in politiek Den Haag moeten doorklinken, dus ook de stem van de technisch opgeleiden.
Maar juist omdat de vraagstukken van vandaag de dag zo complex zijn. Het klimaatvraagstuk vraagt kennis van de nieuwste techniek. Dat is voor de stikstofproblematiek niet anders, evenals voor de privacybescherming en de omgang met ‘Big Tech’. Moeten de almachtige bedrijven worden aangepakt of niet? De ontwikkeling van kunstmatige intelligentie, zelfrijdende auto’s, wel of geen kernenergie, noem maar op. De dossiers vereisen inhoudelijke kennis; politiek elan alleen is niet genoeg.
Diversiteit belangrijk
‘Het belangrijkste is diversiteit onder de politici’, relativeert VVD-kandidaat Kelly Regterschot. ‘Met alleen juristen redden we het niet. Maar met alleen ingenieurs ook niet.’
Voor het maartnummer van De Ingenieur spraken we met negen kandidaat-Kamerleden met een bèta-achtergrond, van verschillende politieke partijen. De PVV gaf geen verhoor aan een interviewverzoek.
Openingsfoto De plenaire zaal van de Tweede Kamer. Foto Husky / CC BY 4.0