Het Planbureau voor de Leefomgeving adviseerde de overheid onlangs de uitbreiding van de infrastructuur te heroverwegen. Een goed advies, maar het kan scherper, vindt Erik Jongenotter van ingenieursbureau Witteveen+Bos.

Jarenlang heeft de verplichte aanwezigheid op het werk tot grote drukte in de spitsuren geleid. Daarom is de capaciteit van onze infrastructuur zoveel mogelijk op de spitsintensiteit afgestemd. Een recente studie van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) laat zien hoe de coronacrisis dit beeld heeft omgegooid.

Door het noodzakelijke thuiswerken heeft de gemiddelde werknemer inmiddels meer mogelijkheden voor het woonwerkreisgedrag, waardoor het minder druk is in de spits, zowel op de weg als in de trein. Reden voor het PBL om de overheid te adviseren investeringen in de uitbreiding van de infrastructuur te heroverwegen. Een goed advies, maar het kan scherper.
 

Twintigste-eeuws denken

Voorstanders van verdere capaciteitsuitbreiding schermen vaak met het economische belang. Ze verwachten dat na de crisis de gebruikelijke files en vertragingen snel weer zullen terug keren, met kostbaar tijdverlies als gevolg. Maar dat is twintigste-eeuws denken.

Zijn die vaste, dagelijkse files wel zo erg? Regelmatige filerijders en reizigers in (te) drukke treinen ervaren veelal ook een zekere voorspelbaarheid van hun reis, wat ondanks de langere reistijd toch een gevoel van comfort kan geven.

Bedrijven en transportsector kunnen er in hun – steeds meer digitale – planning prima rekening mee houden. Zij gruwen juist van onvoorspelbare files en onbetrouwbare reistijden.

Bovendien geldt al jaren dat onvoorspelbare recreatieve verplaatsingen een fors aandeel hebben in files en overvolle treinen.
 

Drie zaken urgenter

Laten we daarom afwachten welk nieuw evenwicht er gaat ontstaan. Voor de economie zijn er nu drie verkeerszaken urgenter dan de kosten van voorspelbare files en vertragingen door capaciteitsgebrek.

Op de eerste plaats de maatschappelijke maar ook de vertragingskosten van verkeersonveiligheid. Op de tweede plaats de kosten van onvoorspelbare files bij (ver)storing of schade aan verouderde infrastructuur, bijvoorbeeld de huidige problemen bij de Haringvlietbrug.

Op de derde plaats de kosten voor het verbeteren van de leefbaarheid en ruimte maken voor meer woningen in de stad.
 

Onderhoud en renovatie

Is het advies van het PBL dan te voorzichtig en moeten uitbreidingsprojecten direct de prullenbak in? Nee, dat is te kort door de bocht. Onderhoud en renovatie zijn vaak substantiële onderdelen van grote projecten.

Ook is er veel aandacht voor verbetering van de verkeersveiligheid. Investeren in het wegnemen van knelpunten voor het openbaar vervoer in, rond en tussen steden kan bijdragen aan het terugdringen van het aantal autoritten en daarmee ruimte bieden voor verbetering van de leefbaarheid en voor het bouwen van meer woningen binnen stedelijk gebied.
 

Eén grote kluit op de Zuidas

Het advies van het PBL wordt nog beter als ook de wijze van beoordelen van de uitbreidingsplannen wordt heroverwogen. Moeten we blijven aanmoedigen dat bedrijven zich op één grote kluit op de Amsterdamse Zuidas blijven vestigen? Of kan een deel van het werk net zo goed richting de woonplaatsen van de werknemers worden geschoven?

We kunnen hier leren van de organisatie van de Formule 1-race in Zandvoort: met goede communicatie en het aanbieden van betrouwbare alternatieven en voorspelbare reistijden reizen zelfs autoliefhebbers graag met de trein of de fiets.

Bekijk het door een ‘bril van de eenentwintigste eeuw’. Alleen dan kunnen de belangrijkste economische belangen het beste tot hun recht komen: verkeersveiligheid, onderhoud en stedelijke transitie.
 

Erik Jongenotter is verkeerskundige bij ingenieursbureau Witteveen+Bos.


Dit artikel verscheen eerder in het oktobernummer van tijdschrift De Ingenieur. Foto Depositphotos.com