We vinden duurzaamheid belangrijk. Maar de regering wil niet dat we allemaal elektrisch gaan rijden. En dat is gek, stelt gastcolumnist en duurzaamheidsexpert Hans Jeekel. 


Elektrisch rijden is duur, wordt vaak gezegd. Maar is dat wel zo? Laten we daarvoor kijken naar de rol van het ministerie van Financiën in het mobiliteits­beleid. Via belastingen en accijnzen op diesel en benzine komt er bij dat ministerie jaarlijks zo rond de veertien miljard binnen. Dat is men er als een soort recht gaan beschouwen.

Nu er door de gestage groei van het aantal elektrische auto’s steeds minder geld op deze manier de schatkist in vloeit, lijkt er teleurstelling te heersen. Elke nieuwe elektrische auto leidt tot inkomstenderving en die moet voor Financiën worden gecompenseerd. Die bedragen rekenen ze toe aan elektrisch rijden. Dat kost dus twee keer geld: eerst voor het stimuleren en vervolgens voor het compenseren. 

Er is geen enkel Europees land dat zo denkt en de redenering is ook raar. Stel, je legt zonnepanelen aan, zodat je energierekening omlaag gaat. Maar de energiemaatschappij verplicht je om haar te compenseren omdat je minder energie bij de maatschappij afneemt. De schuld van de zonnepanelen!

Datzelfde ministerie van Financiën stelt in het officiële beleid dat er in 2030 maar 1,1 miljoen elektrische auto’s mogen zijn, anders wordt het te duur. Daarmee wordt ook gerekend in het Klimaat­akkoord, ook al achten alle deskundigen twee miljoen stekker­auto’s mogelijk. In het huidige tempo van jaarlijks 350.000 nieuwe auto’s zijn we nog tot 2052 bezig voordat ons wagenpark nagenoeg volledig elektrisch is. 

Kabinetten vinden de schatkist en brave zuinigheid belangrijker dan het halen van de klimaatopgave

Daarnaast loopt het aantal aangeschafte elektrische auto’s terug. In 2020 waren het er nog 72.000, afgelopen jaar 64.000. Stel dat dit jaar 65.000 auto’s voor subsidie in aanmerking komen. Dan heb je met vierduizend euro per auto 260 miljoen euro nodig. Wat heeft Financiën nu bedacht? We trekken 71 miljoen uit voor de regeling, om een peperduur ‘open einde’ te voorkomen. We kunnen nu al de publiciteit van later dit voorjaar voorspellen: de regeling is gesloten. 

De rode draad is dat Financiën en achtereen­volgende kabinetten, de schatkist en brave zuinigheid belangrijker vinden dan het halen van de klimaat­opgave. Mobiliteit loopt daarbij verreweg het meest achter bij het halen van de doelstellingen. Dat hebben we met het Laboratorium Verantwoorde Mobiliteit inzichtelijk gemaakt in de recente notitie Klimaatbeleid voor Mobiliteit. 

Dan zou je denken: dat wil het mobiliteitsministerie toch niet? Maar de uitgaven voor mobiliteit zijn de laatste jaren gedaald. En áls er geld wordt uitgegeven is dat aan infrastructuur, met name aan wegen. Tekenend voor de conservatieve krachten – LPF, CDA, en vooral VVD – die het ministerie van mobiliteit al twintig jaar leiden.

Ook in de toekomst is er weinig inspirerend beleid op duurzaamheid te ontdekken. Terwijl de hele sector praat over nieuwe mobiliteitssystemen geeft Infrastructuur & Waterstaat (I&W) daar bijna geen cent aan uit. Blijkbaar wordt er geen krachtig tegenspel geboden aan die vreemde visies van Financiën, waar hoge ambtenaren en politieke waakhonden de wacht houden.

Voorstellen voor klimaat en duurzaamheid van medewerkers bij I&W sneuvelen op weg naar de top van het ministerie. Het wordt tijd om die voorstellen serieus te nemen.


Auteur Hans Jeekel is emeritus deeltijdhoogleraar societal aspects of smart mobility aan de TU Eindhoven en werkt aan nieuwe inspiratie voor mobiliteit.
Foto: Depositphotos