Eind dit jaar staat hij misschien al op tafel: een lamp die geen stopcontact nodig heeft, maar een dagelijks scheutje water.

De grote glazen halfopen vaas met leds, water en een doodgewone kamerplant is Living Light gedoopt en maakt gebruik van fotosynthese.

‘Een deel van de organische stoffen die daarbij vrijkomen, gaat de grond in. Bacteriën doen zich daaraan tegoed en stoten daarbij elektronen uit’, vertelt productdesigner Ermi van Oers, die afstudeerde op Living Light aan de Willem de Kooning Academie. Ze werkte daarbij samen met het Wageningse bedrijf Plant-e, dat een speciale biobrandstofcel voor planten ontwikkelde die de elektronen omzet in elektriciteit.
 

Piepklein sfeerlampje

Dat licht is voorlopig nog bescheiden. Een enkele plant is goed voor 0,1 mW; het vermogen van een piepklein sfeerlampje. Maar de technologie staat dan ook nog in de kinderschoenen, aldus Van Oers, die haar lamp het afgelopen jaar samen met Plant-e ontwikkelde. ‘Het is een vrijwel onontgonnen wetenschapsgebied met veel potentie.’
 


Deze herfst experimenteren Van Oers en Plant-e in een park in Den Haag met een flink aantal plantjes en leds, gekoppeld aan biobrandstofcellen onder de grond. Deze lampjes twinkelen ’s avonds tussen de planten als er ­iemand langs loopt; overdag wordt de vrijkomende fotosynthese-energie opgeslagen.

Daarbij spelen diverse sensoren, zoals bewegingsmelders, een rol. ‘We willen deze technieken vooral onder de knie te krijgen en zo de biobrandstofceltechnologie verder uitbouwen.’
 

Uiterst robuust

Het ultieme doel is een veld met biobrandstofcellen die 24 uur per dag energie genereren, bijvoorbeeld in het Amazonegebied. ‘Ze kunnen fungeren als een permanente, betrouwbare energiebron, die boeren in ontwikkelingslanden kunnen gebruiken voor landbouwtoepassingen. Of denk aan rijstvelden in Indonesië die voedsel én elektriciteit voor de lokale bevolking produceren.’

De boeren zouden bovendien geen omkijken hebben naar de ondergrondse cellen. Een infrastructuur van biocellen gaat volgens Van Oers tot tachtig jaar mee. ‘De onderdelen zijn uiterst ­robuust en blijven gewoon functioneren. Dat blijkt althans uit onze berekeningen. Uiteraard moet dit zich nu in de praktijk bewijzen. Het Haagse park is pas de eerste pilot met ­interactieve verlichting.’
 

Tekst: Jeroen Akkermans

Beeld: Marleen van Veen (header), Ermi van Oers