Laatste rustrif
Engelse studenten ontwerpen urnen die dienst doen als kunstmatige oesterriffen. Daarmee vangen ze twee vliegen in één klap: ze blazen oesterriffen nieuw leven in en verduurzamen de uitvaartindustrie.
De inheemse platte oester, die mensen al sinds de prehistorie eten, wordt met uitsterven bedreigd. Wereldwijd zijn de oesterriffen afgenomen met 85 procent door overbevissing en milieuvervuiling. In Groot-Brittannië is de afname zelfs 95 procent. Dat is zorgelijk, omdat de platte oesters kunnen groeien op open Noordzeeriffen. Daarmee biedt de platte oester niet alleen onderdak voor ander zeeleven, maar hij beschermt ook de kust tegen erosie door golven te breken.
Studenten Louise Lenborg Skajem en Aura Elena Murillo Pérez van het Londense Royal College of Arts en van het Imperial College London, willen de oesterriffen nieuw leven in blazen door ze kunstmatig na te bouwen met vermalen oesterschelpen en stoffelijke resten.
Ribbels en randjes
Dit kalkrijke materiaal – de ideale voedingsbodem voor oesters – verwerken ze met een 3D-printer tot urnen met ribbels en randjes, zodat oesters en ander zeeleven zich er makkelijk aan kan hechten. De gedenkplaatsen in zee kunnen zo ook een plek voor educatie zijn over de oester en ecosystemen.
Om de CO2-uitstoot te verminderen maken de studenten gebruik van zogenoemde watercrematie. Daarbij breekt kalium- of natriumhydroxide het lichaam af tot water, waarna alleen de botten overblijven. Deze methode stoot vijf keer minder CO2 uit dan crematie. Voor het prototype werkten de studenten met as van dierenbotten.
Ze hebben de riffen nog niet kunnen testen op zee. Ook het bindmiddel dat de as en oesterschelpen verwerkt tot een printbare, niet-oplosbare pasta is nog een uitdaging. Alginaat, een polymeer van zeewier, bleek oplosbaar in water. De hoop is nu gevestigd op een cement met een lage CO2-uitstoot. Volgend jaar willen de studenten de eerste urn klaar hebben.
Tekst: Sija van den Beukel
Foto: Resting Reef