De Wet openbaarheid van bestuur (WOB) zou ook moeten gelden voor door de overheid gebruikte broncode. Dat schrijft Felienne Hermans, hoogleraar Computer Science Education aan de Vrije Universiteit, in een column in De Ingenieur.


Van de zomer las ik Films die nergens draaien, een schitterend jeugdboek van Yorick Goldewijk over opgroeien, verlies en over een wereld die had kunnen zijn, maar niet is. Denkend aan het boek en aan de staat van de wereld, begon ik ook te denken over de wereld die we hadden kunnen hebben. 

Ik pleit er vaak voor dat iedereen in Nederland leert programmeren. Niet omdat we dan meer programmeurs krijgen, maar juist zodat burgers om wetten kunnen vragen die ons veilig houden.

Met meer programmeurs aan boord zou de overheid betere wetten kunnen schrijven en handhaven, beter dan bijvoorbeeld de cookiebanner veroorzakende Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) of de aan alle kanten rammelende Europese Cyber Resilience Act.

Hadden we in die wereld geleefd, dan waren de drie volgende punten misschien wel bij wet geregeld.

 

1 Softwarebedrijven zijn aansprakelijk voor nepnieuws

Al vroeg in het web 2.0-tijdperk werd duidelijk dat sociale media en hun ondoorzichtige algoritmen en masse niet alleen haat verspreiden, maar zelfs openlijke leugens die zijn bedoeld om te beschadigen. Zie de Gamergate-controverse in 2014, waarin vrouwelijke gamejournalisten systematisch tot doelwit werden gemaakt.

Door het schandaal rond Cambridge Analytica in 2018 werd de impact voor zo goed als iedereen helder, en ik had toen de naïeve hoop dat er wat aan banden zou worden gelegd. Na veel getreuzel – een taskforce van de Europese commissie, gevolgd door een praktijk­code die bedrijven ‘aanmoedigde’ zelf wat te doen – hebben we nu een Digital ­Service Act die bedrijven verplicht om in te grijpen bij illegale content. Nepnieuws blijft echter door de mazen van deze wet glippen.


2 Organisaties mogen geen algoritmen op de markt brengen waarvan de werking niet is uit te leggen

We kenden al de toeslagenaffaire waarin software van de overheid mensen van kleur om onduidelijke redenen aanmerkte als fraudeur en recentelijk speelde in Rotterdam iets vergelijkbaars.

En nu zien we allemaal met ChatGPT dat programmeurs dingen kunnen maken die stochastisch werken, dus voornamelijk op het toeval gebaseerd, en die ze zelf niet eens meer kunnen uitleggen. Alsof de hypotheekadviseur van de ­Rabobank een muntje opgooit om te bepalen of jij een lening krijgt. Dat moeten we niet willen, en we kunnen bedrijven op straffe van hoge boetes verplichten om ook uitleg te leveren.


3 Alle software van de overheid is open source

Als student leerde ik open source vooral kennen als gebruikershatende consumentensoftware. Waar Windows, met al zijn tekortkomingen, toch was gemaakt voor gemak, kon je op een Linux-laptop je muis niet aansluiten, geen film kijken en niet fijn browsen.

Software, dacht ik, kon je beter aan de markt overlaten – ik hoef ook geen gratis brood van een hobbyist, maar liever kwaliteit van de bakker. Ik denk dat ik dat nog steeds vind. Maar voor overheidssoftware is open source iets heel anders. Het hoeft niet gratis, maar het moet wel open.

Als ik als burger recht heb op documenten van de overheid via de Wet openbaarheid van bestuur, dan moet ik ook recht ­hebben op de source code, via een ‘Wet openbaarheid software’. Deze WOB 2-wet is er, in tegenstelling tot de eerdere twee, nog niet – maar zou eenvoudig in te voeren zijn.

Liefst vandaag nog.


Tekst: Felienne ­Hermans, hoogleraar Computer Science Education aan de Vrije Universiteit in Amsterdam 
Beeld: Depositphotos