Veiligheidsvragen rond kerncentrales ontwikkelingslanden
Vooral in ontwikkelingslanden komen er veel kerncentrales bij. Chinese wetenschappers vragen zich af hoe we ervoor kunnen zorgen dat die veilig genoeg zijn, maar komen helaas met weinig concrete antwoorden.
Hoewel kernenergie de laatste jaren meer draagvlak lijkt te krijgen als onderdeel van de energietransitie, schieten in het Westen nieuwe kerncentrales niet bepaald als paddenstoelen uit de grond. In ontwikkelingslanden zijn echter momenteel circa vijftig kerncentrales in aanbouw. Een groep Chinese wetenschappers reflecteert in het wetenschappelijke tijdschrift PNAS over de veiligheid daarvan.
Nieuw tijdperk
In hun artikel maken Yican Wu en collega’s onderscheid tussen het eerste nucleaire tijdperk, grofweg van de jaren vijftig tot de jaren tachtig, en het huidige, tweede nucleaire tijdperk. In het eerste nucleaire tijdperk bouwden Westerse, ontwikkelde landen vier keer zoveel kerncentrales als de rest van de wereld. Belangrijke factoren waren daarbij het continu verzekerd zijn van betaalbare energie én het produceren van kernwapens.
In het tweede nucleaire tijdperk spelen bij China en India – die volgens het IMF ook tot de ontwikkelingslanden behoren – het tegengaan van klimaatverandering en vervuiling een centrale rol. Bij de kleinere landen die momenteel toewerken naar hun eerste kerncentrales zijn dat echter nauwelijks factoren, schrijven Wu en zijn team. Daar gaat het vooral om energie-onafhankelijkheid en het verwerven van internationale invloed.
Van belang is vooral dat veel van de nieuwe kernenergielanden ‘een relatief slechte infrastructuur, een minder sterke rechtsstaat en veiligheidscultuur en een minder onafhankelijke wetgevende macht hebben, en minder goed bestand zijn tegen corruptie’. Daarbij zijn sommige landen politiek minder stabiel en is er minder technische kennis aanwezig over kerncentrales. ‘Dat roept vragen op over de veiligheid van kerncentrales in het tweede nucleaire tijdperk’, stellen de onderzoekers.
Sociale factoren
Helaas worden die vragen nauwelijks beantwoord in de rest van het artikel. In plaats daarvan geven Wu en collega’s een overzicht van hoe er in de loop der decennia tegen de veiligheid van kerncentrales is aangekeken.
Kernpunt in dit overzicht is dat niet alleen technische, maar ook sociale factoren van belang zijn, alsmede de wisselwerkingen tússen technische en sociale factoren. ‘Technische aspecten, zoals risicomodellen en veiligheidsprincipes, zijn ingebed in sociale waardes en praktijken, terwijl sociale aspecten zoals de veiligheidscultuur en de acceptatie onder de bevolking hun weerslag vinden in hoe een kerncentrale wordt bedreven.’
Belangrijk is verder dat instanties, als het gaat om de schade die kerncentrales kunnen aanrichten, niet alleen kijken naar directe doden ten gevolge van straling en de toegenomen kans op kanker door straling. In het geval van Fukushima zou het dan bijvoorbeeld vooralsnog gaan om op zijn hoogst één slachtoffer. Toch vallen er in totaal ruim 2200 doden toe te schrijven aan de ramp. Die zijn echter vooral te wijten aan de langdurige evacuatie van omwonenden, die daardoor bijvoorbeeld te maken kregen met meer stress en minder goede zorg voor ouderen en zieken.
Stijve taal
Aandacht is er ook voor communicatie over kernenergie en kerncentrales. In de begindagen van het eerste nucleaire tijdperk was daaraan nauwelijks behoefte. ‘Het publiek had weinig kennis van kernenergie en geen sterke wens om er meer over te weten te komen.’ Dat veranderde in 1979 met de Three Mile Island-kernramp, die het vertrouwen van de bevolking in kernenergie ondergroef. Vanaf dat moment was men zich bewust van het belang van communicatie, maar aanvankelijk was dat wel eenrichtingsverkeer: het publiek moest worden geïnformeerd en overtuigd. Daarbij negeerden de betrokken instanties hoe het publiek dacht over de risico’s van kerncentrales.
Inmiddels is echter al bijna twintig jaar duidelijk dat, wil je vertrouwen kweken, er een interactief proces moet zijn tussen instanties en publiek, schrijven Wu en collega’s. Toch doet bijvoorbeeld hun eigen thuisland China daar weinig mee, constateren ze. ‘Het publiek wordt in het algemeen weggehouden bij de beleidsmakers en de deskundigen, die hun werk achter gesloten deuren doen.’
Ook hanteert China in zijn communicatie over kernenergie ‘stijve taal’ en ‘laat het land zich ontwijkend uit over aspecten waar het publiek zich druk om maakt’, wat een averechts effect kan hebben voor de acceptatie van kernenergie. Dan doen de VS het beter, stellen de wetenschappers. Daar wordt meer rekening gehouden met de psychologie van de burgers, wat tot betere resultaten heeft geleid.
Westerse lessen
Al met al zullen nieuwe spelers op het toneel van de kernenergie best wat lering kunnen trekken uit het artikel van de Chinese onderzoekers. Tegelijk kun je je afvragen in hoeverre voornamelijk in het Westen geleerde lessen wereldwijd toepasbaar zijn. De kans lijkt in elk geval klein dat China ineens een toonbeeld van transparantie en inspraak wordt, puur omdat zo'n aanpak in Amerika bleek te werken.
Openingsbeeld: kerncentrale in aanbouw in Bangladesh. Foto: Camilla Vuillermoz/CC BY-SA 4.0