Het noorderlicht mag er dan sprookjesachtig mooi uitzien, maar het wordt gevormd door gewelddadige botsingen van de aardatmosfeer en zonnedeeltjes. Om die beter te onderzoeken schiet NASA een reeks onderzoeksraketen de lucht in. 

Behalve een prachtig kleurenspel hoog in de lucht leveren de botsingen van deeltjes ook een hoop kinetische en thermische energie op. Die energie kunnen we niet zien, maar zou wel eens belangrijk kunnen zijn, denkt NASA. Bij lanceringen bijvoorbeeld is het van belang exact te weten aan welke krachten een ruimtevaartuig kan worden blootgesteld.


AZURE

Om in kaart te brengen welke rol aurora borealis speelt in de totale hoeveelheid energie die de hogere atmosferen rond de aarde in- en uitgaat, ontwikkelde de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie het Auroral Zone Upwelling Rocket Experiment (AZURE). Hoe meer we leren over aurora's, des te meer we begrijpen van de fundamentele processen die zich afspelen in de nabije ruimte, is het idee.

Juist het deel van de ruimte vlak buiten de aardatmosfeer behoort in toenemende mate tot het menselijk domein, stelt NASA in een persbericht. Niet alleen dankzij de aanwezigheid van astronauten in het Internationaal Ruimtestation ISS, maar ook door de toenemende hoeveelheid communicatiesatellieten.


Sondeerraketten

AZURE moet vooral metingen verrichten aan de stroom van deeltjes in de ionosfeer, de elektrisch geladen laag rond de aarde. Die is onder meer van belang omdat hij radiogolven deels breekt, waardoor die golven veel verder reiken dan ze normaal zouden kunnen. De focus van de metingen ligt op de verticale winden, die op grote hoogte een onrustige deeltjeschaos creëeren, waardoor de energie en de chemische samenstelling van de atmosfeer veranderen.

NASA Wallops personnel test AZURE payload
In het Andøya Space Center bereiden NASA-medewerkers sondeerraketen voor op de lancering. Foto: NASA’s Wallops Flight Facility

De onderzoekers zullen twee raketten vrijwel gelijktijdig afschieten. Die verrichten zelf onderweg metingen aan de temperatuur en de atmosferische dichtheid, maar laten op hoogten tussen ruim 100 en 250 kilometer ook tracers los. De tracers vormen kleurrijke (maar onschadelijke) wolken in de ionosfeer, die de onderzoekers vanaf de grond goed kunnen volgen. Zo krijgen ze een beeld van het gedrag van zowel neutrale als geladen deeltjes. 


Weersomstandigheden

De lancering, vanaf een raketbasis op het Noorse eiland Andøya, stond eigenlijk al voor een jaar geleden op de agenda, maar kon toen vanwege de weersomstandigheden niet doorgaan. NASA hoopt dat het tussen 23 maart en 10 april wel zal lukken; daarna sluit het lanceer-'window' weer om dat de zonne-activiteit naar verwachting dan zal afnemen. 

Foto: Bogdan Croitoru