Meten aan de perfecte worp
De World Baseball Classic is begonnen, met Rick van den Hurk als pitcher. Recent liet hij nog zijn worpen analyseren door onderzoekers van de Vrije Universiteit en de TU Delft. De onderzoeksvraag: hoe kun je zo hard mogelijk gooien zonder blessures op te lopen?
Met bijna 160 km/h vlogen de ballen in januari bij de Vrije Universiteit in Amsterdam tegen een net. In een van de labs van de afdeling Bewegingswetenschappen onderging Rick van den Hurk, een van de beste Nederlandse professionele honkballers, een grondige analyse van zijn werptechniek.
Onderzoekers van de Vrije Universiteit en de TU Delft plakten 25 lichtgevende markers op het lichaam van de pitcher (werper). Vervolgens gooide Van den Hurk dertig keer een honkbal, onder het oog van verschillende camera’s die zijn bewegingen vastlegden.
Van den Hurk speelde al voor verschillende Major League Baseball-teams in de VS – het land met de sterkste competitie ter wereld – en staat op dit moment onder contract bij de Fukuoka SoftBank Hawks in Japan, met wie hij in 2015 landskampioen werd. Als Van den Hurk de ballen op de slagman van de tegenpartij af gooit, heeft die maar 0,4 s om te proberen de bal te raken met zijn houten honkbalknuppel. ‘Het is erg interessant om een keer zo’n topwerper in het lab te hebben. Waar haalt hij zijn vermogen vandaan; hoe bouwt hij dat precies op?’, zegt prof.dr. Dirk-Jan Veeger, hoogleraar aan zowel de Vrije Universiteit als de TU Delft.
Zwakke plekken
Net als de meeste werpers op dit niveau is ook Van den Hurk geblesseerd geweest. ‘Hij heeft de meest typische pitcherblessure gehad, waarbij een bandje in de elleboog afscheurt’, zegt Erik van der Graaff MSc, promovendus aan de Vrije Universiteit. ‘Van alle talentvolle Nederlandse jeugdspelers heeft meer dan een derde voor zijn achttiende jaar een flinke blessure gehad’, vult Veeger aan.
Dat roept de vraag op wat er zo lastig is aan het werpen van een bal; waarom leidt dat tot fysieke ongemakken? ‘Voluit werpen is een enorme belasting voor je spieren, pezen en gewrichten’, zegt Veeger. ‘Zeker tophonkballers fungeren steeds op 98 % van hun maximum. En dat vele malen achter elkaar. Dat gaat meestal goed, maar wanneer er onverwachte dingen optreden of wanneer een werper moe wordt, dan is het oppassen geblazen.’ Door vermoeidheid gaat de technische uitvoering van de worp achteruit en gaat de werper – al dan niet bewust – terugvallen op brute kracht om de bal toch voldoende snelheid mee te geven. En dan ligt overbelasting op de loer.
Pijntje
Een andere risicofactor is een lichte blessure of een pijntje in een ledemaat. Vaak gaat de werper dan compenseren met een ander lichaamsdeel, waarna daar een ernstigere blessure kan ontstaan. Veeger: ‘We zien regelmatig dat na een elleboogblessure problemen met de schouder ontstaan. Blijkbaar gaat zo’n werper net een beetje anders gooien.’ Sowieso zijn elleboog en schouder de twee zwakke plekken van de pitcher. ‘We denken dat dit komt door compensatiegedrag. Als het onderlichaam te weinig vaart maakt, probeert de werper dat te compenseren met zijn schouder en arm.’
Als een werper moe wordt, dan is het oppassen geblazen
Het valt niet mee om het werpen van een bal in woorden te vatten (kijk daarom ook eens naar een video van een topwerper). In het kort komt de beweging hierop neer. Een rechtshandige werper draait eerst zijn linkerzijde naar de slagman en zet vervolgens zijn linkervoet neer. Hiermee ligt een belangrijk draaipunt vast. Vervolgens windt het lichaam zich op als een katapult. De rechterarm draait ver naar achteren en als het maximum is bereikt, draaien de benen en het bekken terug naar de beginstand. De draaiing van het bekken wordt doorgegeven naar de romp en zo verder naar boven, naar de schouders, die met een weidse slingering de rechterarm met bal zoveel mogelijk vaart proberen mee te geven.
Vuistregels en richtlijnen
Net als bij veel andere sporten is het lastig om te zeggen wat een goede techniek is. Er zijn natuurlijk boekjes voor coaches, met vuistregels en richtlijnen hoe de werper zijn voeten moet neerzetten en zijn bewegingen moet timen. Maar die richtlijnen objectief maken – en dus omzetten in meetbare grootheden − is lastig. ‘Met ons onderzoek willen wij monitoren wat de belasting is van de sporter tijdens een training’, legt Van der Graaff uit. ‘Hoe grijpen de krachtmomenten van de lichaamsdelen in elkaar en in hoeverre klopt de onderlinge timing?’
Timing belangrijk
De draaiing van de schouder is snel; bij Van den Hurk werd hoekdraaiingen tot 9000 ° per seconde gemeten. En dan schieten de standaardsensoren tekort. Daarom werken collega’s van Veeger aan betere traagheidssensoren. Doordat de ideale worp een opslingering is van achtereenvolgende lichaamsdelen, is ook de timing extreem belangrijk; met name die van het draaien van de romp ten opzichte van het bekken. Eerst draait het bekken en zo’n 0,03 s later de romp. Met het blote oog is dat verschil bijna niet waar te nemen. ‘Maar een goede, ervaren coach kan dat zien, als de romp eerder draait dan het bekken’, zegt Veeger. ‘Dan gooit de werper nog steeds hard, hoor, maar er zit iets niet goed.’
Kracht uit de schouder
De onderzoekers zijn nog bezig met het analyseren van hun data, maar Van der Graaff kan al één resultaat verklappen. ‘Het lijkt erop dat je door je techniek een klein beetje te veranderen de krachten op de kwetsbare elleboog verlaagt, terwijl de werpsnelheid gelijk blijft. De werper houdt daarbij zijn arm wat meer gestrekt, waardoor hij meer kracht haalt uit de beweging van de schouder.’
Dus nu kan Van den Hurk in de Japanse profcompetitie zijn voordeel doen met de adviezen uit het onderzoek? ‘Nee, we hebben afgesproken dat we Rick harde data over krachten en timing geven, maar dat we geen advies zouden geven over zijn werptechniek’,zegt Veeger. ‘Daar hebben we eerlijk gezegd ook nog onvoldoende kennis over.’
De metingen aan Van den Hurk maken deel uit van project FASTBALL, in samenwerking met de Koninklijke Nederlandse Baseball en Softball Bond. Voor de Nederlandse honkballers willen de onderzoekers bijdragen aan een doel van de bond: meer pitchers opleiden die de bal met 90 mijl per uur (ongeveer 145 km/h) kunnen werpen. ‘Maar we weten één ding zeker’, zegt Van der Graaf. ‘Hét recept voor de ideale worp bestaat niet, want elke werper heeft een andere lichaamsbouw.’
Foto Van den Hurk in actie in Japan: The Japan Times