Een Francis-turbine aangebracht in een oliepijpleiding langs een bergwand in Oostenrijk oogst energie uit de vallende olie in de pijp. Op jaarbasis genereert de turbine 11,5 gigawattuur (GWh) aan elektriciteit. De turbine in de pijpleiding – een wereldprimeur – kwam eind september officieel online. Nu heeft hij zijn eerste onderhoudsbeurt zonder bezwaren achter de rug.
 

De Transalpine Pipeline (TAL) bezorgt ruwe olie van de haven in de Italiaanse stad Triëst, via Oostenrijk naar acht raffinaderijen in Oostenrijk, Duitsland en Tsjechië. Het is één van Europa's belangrijke oliepijplijnen. Alleen al Duitsland is voor 40 procent van zijn olie afhankelijk van deze TAL. Hij is in 1967 aangelegd en heeft een totale lengte van 753 kilometer. De leiding gaat in Oostenrijk de bergen op en grotendeels ook weer omlaag. Nu heeft de TAL-uitbater bij het steilste en langste daltraject een turbine in de pijpleiding – met een doorsnede van 40 inch (1,01 meter) – gebouwd. Voor het eerst is de technologie voor waterkracht voor olie ingezet. De turbine zelf had geen aanpassingen nodig. Wel moest de aanvoer van de olie worden gestabiliseerd. Ook het turbine-generatorhuis moest anders worden, vanwege de aanwezigheid van brandbare vloeistoffen en gassen.

 

Van slackline naar packline

De olie wordt vanuit Triëst geleidelijk de bergen opgepompt. Bij Felbertauern in het westen van Oostenrijk bereikt de pijpleiding op 1573 meter haar hoogtepunt. Dan maakt ze een bijna verticale daling van 273 meter. Op deze vallende weg ontstaan belletjes methaangas en ook grotere 'gaszakken', waardoor er een mengsel van vloeistof en gas door de pijp stroomt. Gevolg is dat de druk in de leiding lager wordt en vooral sterk wisselt. 'Om deze zogenoemde slackline condities te voorkomen en er weer packline stroomcondities van te maken zodat de olie met een gelijkmatige druk door de turbine stroomt, is er voor de turbine een reservoir van enkele duizend kubieke meter olie aangelegd', legt technische projectleider Markus Müllmann van TAL uit. 'We noemen dat oliezuilen boven de turbine, een soort stuw.' Er stroomt gemiddeld 6400 kubieke meter olie per uur door de turbine.

 

Twee kamers

Vanwege het risico op gas- of olielekkages zijn bijzondere voorzorgsmaatregelen getroffen. Naast gebruikelijke veiligheidsmaatregels als sensoren en blusinstallaties is in deze krachtcentrale een hermetisch betonnen wand opgetrokken tussen de ruimte waar de turbine staat en die waar de generator is opgesteld. De schacht tussen de turbine en de generator heeft een absoluut gasdichte pakking gekreken.

Volgens Müllmann, die vanaf het begin bij het project is betrokken, is de belangstelling groot voor deze krachtcentrale. Alleen al in Oostenrijk zijn er nog twee locaties waar het zou lonen een vergelijkbare turbine te plaatsen. Als die er komen, dan zou er evenveel stroom worden opgewekt als er nodig is om de pompen in Oostenrijk te laten werken. De huidige installatie is goed voor 11 procent van de benodigde stroom. De elektriciteit wordt overigens aan het net geleverd. Vanuit Canada, Turkije en Zuid-Afrika is eveneens belangstelling getoond. Voor de techniek wordt geëxporteerd wil Müllmann echter de nodige ervaring opdoen. Daarom was de eerste onderhoudsbeurt in deze brand- en explosiegevaarlijke omgeving zo belangrijk.

Onderzoek voor het project begon in 2006. De bouw startte in 2015 en werd in drie jaar volgens plan, zonder ongelukken en binnen de begroting van 11 miljoen euro afgerond. Projectbegleider was van begin tot eind ingenieursbureau ILF uit München. De Francis-turbine komt van het Oostenrijkse Global Hydro. Het turbinehuis ligt in het nationale park Taimeralm. Het is architectonisch zo goed mogelijk in het landschap opgenomen met een groen dak en groene wanden (zie foto boven dit artikel). Eigenaren van TAL zijn grote oliemaatschappijen als OMV, Shell, ExxonMobil, Eni en Total.

Tekst: Judith Stalpers

Foto's: TAL