Podium

Racisme is overal: ook in de ingenieurswereld, schrijft columnist Felienne Hermans deze maand in De Ingenieur

Behalve het jaar van het coronavirus is 2020 ook het jaar van Black Lives Matters (BLM) geworden. Na de zoveelste dood van een zwarte man door politie­geweld in de Verenigde Staten, en misschien ook gestimuleerd door de behoefte om er weer eens uit te gaan na wekenlang binnenzitten, vonden overal ter wereld demonstraties plaats. Het overgrote deel van die protesten verliep vreedzaam, over het algemeen ook met inachtneming van de anderhalvemeterregels.

BLM heeft ook in Nederland al wat teweeg­gebracht. De steun voor Zwarte Piet begint af te nemen. Inmiddels kan meer dan de helft van de bevolking zich vinden in andersgekleurde pieten. Wie nu denkt dat die zwartepietendiscussie een recent ‘uit Amerika overgewaaid’ mode­verschijnsel is, zit ernaast. Al in 1989 sprak actrice Gerda Havertong zich er in Sesamstraat op uiterst voorzichtige toon tegen uit, maar 25 jaar lang veranderde er nauwelijks wat. Lief vragen of mensen er misschien alsjeblieft mee wilden ophouden, werkte dus niet. 
 

Nieuw bewustzijn

Pas toen de activisten Quinsy Gario en ­Jerry Afriyie in 2011 met vreedzame protesten begonnen die Zwarte Piet aan racisme koppelde, begon het beeld te kenteren. De huidige BLM-protesten lijken Zwarte Piet nu het laatste zetje te hebben gegeven. Ook begint er, mede door de protesten, een nieuw bewustzijn te komen voor de schaduwkant van de Nederlandse Gouden Eeuw. Deze protesten hebben dus effect.

Maar wat BLM ook veroorzaakt, is ongemak bij witte mensen. Alleen al van het gebruik van de term ‘wit’ krijgen bij sommige mensen een rode waas voor de ogen. Witten zoals ik zijn eraan gewend om de onbenoemde kleur te zijn. Als je leest: ‘Daar loopt een man naast een zwarte vrouw’, dan is die man wit. Niet Aziatisch, of ook zwart. Wit als standaardkleur. Het idee dat witte mensen niet vrij zijn van het hebben van een kleur (blank), maar ook een kleur hebben met een naam, dat is even wennen. 

Het veel grotere idee dat er nog discriminatie bestaat in Nederland, is niet makkelijk te verteren, zeker niet voor ons ingenieurs

En dat is nog maar het begin. Het veel grotere idee dat er nog discriminatie bestaat in Nederland, is ook niet makkelijk te verteren, zeker niet voor ons als ­ingenieurs. Discriminatie is toch wettelijk verboden! Daarmee is het toch opgelost? Als mensen worden gediscrimineerd, kunnen ze zich melden bij de rechter. En anders moeten ze zich misschien gewoon een beetje ‘invechten’, zoals premier Mark Rutte een aantal jaren geleden nog zei.


'Zij' en 'wij'

Ik zal eerlijk toegeven dat ik er zelf tot een paar jaar geleden ook zo over dacht. Niet ­zeuren, gewoon hard werken. Of je nu een vrouw in de informatica bent of een zwarte mens in de samenleving: laat gewoon zien dat je geweldig goed bent en dan komt het wel in orde. Pas na het zelf aan den lijve ondervinden van discriminatie als vrouw, werden ook mij de ogen ge­opend voor discriminatie jegens niet-witte mensen in Nederland. Zo vertelde een grote IT-werkgever in Rotterdam mij ooit, zonder blikken of blozen, dat hij geen Turkse of Marokkaanse Nederlanders wilde aannemen, want ‘zij spreken geen ABN en dat is niet representatief’.

Typerend is hoe ik in die setting automatisch deel­genoot was van de groep van de werkgever; ik hoorde niet bij de ‘zij’, maar bij de ‘wij’, bij de ABN-sprekers. Nou, iedereen die mij wel eens heeft horen spreken weet da da nie woar is. Het ging dus zeker niet alleen om de tongval, maar ook om de connotatie ervan: een andere kleur.

Een ondernemer uit Delft vertelde mij ooit zonder enige schroom dat hij een sollicitant die met hele lange dreadlocks binnenkwam, meteen de deur had gewezen. Over de kwaliteiten van de man repte hij met geen woord. De man had achteraf nog gebeld om te vragen waarom hij niet was aangenomen, waarop de ondernemer had geantwoord dat de man misschien kon overwegen om eens afscheid van die dreadlocks te nemen. Ook hier werd ik tot de incrowd gerekend; ik zou dat zeker toch ook een heel redelijk standpunt vinden. Het feit dat ik maar liefst twee zichtbare piercings in mijn gezicht draag, deed daar niets aan af; ik was een ‘net’ persoon. Ook daar is het duidelijk dat het niet alleen gaat om een representatief uiterlijk. 


Vooroordelen

Het doet pijn dat er nog zoveel discriminatie en racisme is. Een deel van de pijn zit ’m erin dat witte mensen zoals ik moeten accepteren dat wij ons eraan schuldig maken. Ik kan wel denken dat het aan die werkgevers ligt dat ze discrimineren, maar ik vind Aziatische collega’s die geen boterham met kaas eten bij de lunch ook een tikje vreemd. Ik ben niet slecht, maar ook ik heb vooroordelen die beïnvloeden hoe ik over mensen denk.

Accepteren dat wij racistisch ‘doen’ is ingewikkeld om twee redenen. Ten eerste geloven mensen graag in de just world hypothesis, het idee dat de wereld en de mensen erin, uiteindelijk goed zijn. We hebben, dankzij de Tweede Wereldoorlog en dankzij apartheid, allemaal heel duidelijk de overtuiging dat ­racisme slecht is. En wij zijn goed, toch? Dan kunnen dingen die wij als witte mensen doen, niet ­racistisch zijn.

Het besef dat wij met hele kleine acties toch bijdragen aan een systematisch patroon van uitsluiting, is onprettig. Racisme is niet alleen openlijk zeggen dat je mensen met een andere kleur haat. Ook ‘Wij Nederlanders eten brood bij de lunch’ of ‘Waarom draag je je haar strak ingevlochten in cornrows?’ is er een vorm van. Een ASK 21 is een vliegtuig, maar een Boeing 737 ook. Racisme kent vele gedaanten.


White privilege

Ten tweede betekent het feit dat er nog zoveel discriminatie is dat witte mensen zoals ik onze plek in de wereld ook, ten dele, te danken hebben aan onze huidskleur. Natuurlijk hebben we keihard gewerkt om te komen waar we zijn; niemand zegt dat we onze diploma’s en functietitels bij een pakje boter hebben gekregen. Maar voordeel hadden we er ontegenzeggelijk wel van. Onze kleren, tongval, haardracht en eetgewoonten zijn ‘gewoon’, vallen niet op, witte mensen zoals ik horen er meteen bij. Dat maakt het leven net wat makkelijker.

Dat concept heet white privilege: het voordeel van wit zijn. Witte mensen zoals ik hebben allemaal een beetje van dat voordeel gekregen, de een wat meer en de ander wat minder, maar allemaal een beetje. BLM vraagt ons om ons dat te realiseren, en om te proberen om dat, stukje bij beetje, aan te passen. Kijk kritisch naar je eigen vooroordelen, spreek anderen aan op hun gedrag, en steun niet-witte mensen die zich uitspreken tegen racisme. Ze maken zich, al jaren, zo niet decennia, hard voor een eerlijkere wereld. 

Auteur Felienne Hermans is universitair hoofddocent. Aan het Leiden Institute of Advanced Computer Science leidt ze een onderzoeksgroep gericht op programmeeronderwijs.

 

MEER LEZEN?

Deze column komt uit het julinummer van De Ingenieur. Koop de digitale versie voor € 7,50, of neem - met een flinke korting van 25 % - een digitaal jaarabonnement van twaalf nummers voor € 69,-.

Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.