Tweede wet van Möring
Ik ben een padvinder: immer voorbereid, schrijft columnist Marcel Möring.
Net na negen uur rukte de vrijwillige brandweer uit. Ik had ze zien aankomen, in auto’s, op fietsen. Alles slordig geparkeerd, waarna iedereen de kazerne in holde en drie minuten later de wagen de straat op draaide en met zwaailicht en sirene vertrok. Een kwartier later hoorde ik de zware motor van de wagen weer in de straat en weer iets later verdwenen de auto’s en de fietsen. Ik stond bij de koffiemachine en keek naar de bomen die langzaam kaal werden, de blaadjes die vielen, die ene boom die hardnekkig in het blad bleef, vuurrood en hier en daar oranje. De ochtendmist begon op te trekken. Ik nam mijn koffie en ging aan het werk.
Een half uur later, toen ik naar de keuken liep voor mijn tweede koffie, kwamen ze weer aan geracet, de brandweerlieden. Allemaal naar binnen. De wagen die naar buitenkwam, was ditmaal zonder zwaailicht en sirene en reed een stuk kalmer. Ik keek op mijn telefoon naar de P2000-monitor en zag dat ze voor de tweede keer naar hetzelfde complex gingen voor hetzelfde automatische brandalarm. Wat het gebrek aan licht- en geluidsignalen verklaarde. Een half uur later waren ze weer terug.
Ooit was ik Londen voor een optreden. Daarna werd er gedineerd, waardoor het ver na twaalven was voor ik mijn hotelkamer betrad. Daar stond ik half ontkleed mijn tanden te poetsen, toen het brandalarm afging. Ik kleedde mij weer aan, stak mijn portemonnee en sleutel bij me, trok een jas aan en liep de trap af. De voltallige hotelbezetting stond al buiten op straat.
Daar stond ik, half ontkleed
Houdt Uw Darmen Open
Het was een milde lentenacht, maar wie in zijn badjas de straat op was gevlucht, stond te rillen. Ondertussen was het wachten op de brandweer. Dat duurde een tijdje. Het duurde nog langer voor de oorzaak van het automatische brandalarm was gevonden. Zo lang, dat er al mensen waren die hun vliegtuig vanaf Heathrow niet meer zouden halen.
‘Mensen bestuderen de vluchtwegen niet als ze ergens zijn’, zei ik tegen Harry. ‘De instructies hangen aan de binnenkant van de kamerdeur, maar dat vindt men net zoiets als de uitleg van de stewardess over de zuurstofmaskers en de nooduitgangen.’
‘Jij bestudeert de vluchtwegen zelfs als je in een restaurant zit’, zei hij.
‘Ik ben een padvinder. Immer voorbereid.’
Ik heb inderdaad, in mijn prille jeugd, twee jaar op de padvinderij gezeten. Mijn ouders leek dat een goed idee. Zij hadden elkaar op de padvinderij ontmoet, tijdens een jamboree in Italië. Een lege chianti-mandfles in het wandmeubel herinnerde daar nog aan.
‘Wat dachten ze?’, zei ik tegen Harry. ‘Dat ik als tienjarige de liefde van mijn leven zou ontmoeten op de padvinderij?’
‘Waarschijnlijk eerder dat je eindelijk eens wat vriendschappen zou sluiten.’
Daar is het niet van gekomen. En ik heb er ook niets geleerd. Alle knopen ben ik vergeten, de EHBO-lessen zijn weggezakt in een onbenaderbaar deel van mijn brein en van het enige kamp dat ik mij herinner is mij alleen het buitentoilet bijgebleven. Omdat het een gat in de grond betrof, daar over heen een minitentje en al na een dag de verzamelplaats voor al het gevleugelde ongedierte in de wijde omtrek. Het werd hudo genoemd: ‘Houdt uw darmen open’. Ik ben een week niet naar het toilet geweest.
Asterixverhaal
‘Een merkwaardig dilemma, zo’n alarm’, zei ik. ‘Je weet vrij zeker dat er niets aan de hand is, maar je moet toch met stoom en kokend water uitrukken.’
Het doet me denken aan een Asterixverhaal waarin de Galliërs gaan handelen met de Romeinen. Bij de eerste nadering van het Romeinse kamp schiet de wacht aan de poort in de houding, richt zijn speer en vraagt het wachtwoord. Tien bezoeken later, als de handelsrelatie vertrouwd is geworden, hangt hij verveeld over de balustrade van de wachttoren en wuift ze geeuwend door. Wat natuurlijk slecht afloopt, voor de Romeinen.
‘We creëren steeds nieuwe veiligheden’, zei ik, ‘en daar gaan we dan op vertrouwen, waardoor we zelf niet meer alert zijn en zo gaat het op een bepaald moment mis.’
‘Omdat alles op een bepaald moment misgaat’, zei Harry.
‘Dat is de tweede wet van Möring’, zei ik.
‘Wat is dan de eerste?’
‘Dat mensen de tweede altijd vergeten.’
Deze maand verschijnt Marcel Mörings roman Mordechai, het verhaal van een schrijver met een onstilbare honger naar vrijheid.
Portret: Harry Cock