Tijdens het festival Lowlands vorige maand kregen onderzoekers dankzij een geïnteresseerd publiek een enorme en relatief diverse groep vrijwillige proefpersonen in de schoot geworpen. Onder meer het Nederlands Forensisch Instituut, de Universiteit Utrecht en het Philips Research Lab maakten hiervan dankbaar gebruik.

tekst Marc Seijlhouwer


Terwijl een groot deel van de Lowlands-bezoekers nog nauwelijks wakker was, was het in de kleinste tent van het festival al een drukte van belang. In de snikhete Oh! Mega-tent toonden onderzoekers van universiteiten en instituten hun projecten. Ze konden de hele dag rekenen op de belangstelling van de festivalgangers en maakten daarvan gebruik door hen als proefpersonen in te zetten.

Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), dat graag wilde weten hoe mensen iemand vastbinden en een lichaam verplaatsen, maakte er een ogenschijnlijk melige bezigheid van. In tweetallen sleepte de een, de dader, de ander, het slachtoffer, over een rubberen vloer. Leuk voor de festivalbezoekers, die de grootste lol hadden tijdens het verslepen, en voor het NFI de kans om technieken te valideren. ‘We weten door jarenlange ervaring wat de plekken op het lichaam van een slachtoffer zijn waar je de grootste kans hebt om dader-DNA te vinden. Het is echter nooit wetenschappelijk onderzocht’, vertelt dr. Bas Kokshoorn, forensisch DNA-expert en een van de bedenkers van de proef.

‘We zijn tijdens Lowlands verrassende plekken tegengekomen waar mensen elkaar vastpakken. Dat kan nuttig zijn, want als je op zoek gaat naar DNA op een lichaam, is het onmogelijk elke plek te onderzoeken. Hoe meer hotspots we kennen, hoe beter.’ Deelnemers moesten vóór het verslepen of vastbinden een crème opsmeren, die onder blacklight oplicht. Na het verslepen gingen ze naar een donkere gedeelte achterin de tent om zich te laten fotograferen. Dat maakte meteen duidelijk hoe iemand is beetgepakt: de sporen lichtten fluorescerend groen op (zie foto). Uiteindelijk telde de proef van het NFI bijna duizend deelnemers.


Buisjes

Alle experimenten kregen, hoewel ze van bezoekers toch minimaal tien minuten tijd vroegen, meer dan genoeg proefpersonen. De DNA-stand, waar het Leids Universitair Medisch Centrum op zoek ging naar het zogeheten adventure-gen, was zelfs door alle testbuisjes heen. ‘We namen er duizend mee, zodat we zeker wisten dat we er tijdens het weekend genoeg zouden hebben. Maar in de loop van de zondagmiddag waren ze al op’, vertelt arts-onderzoeker Karin van der Tuin.

Ook hersenonderzoeker dr. Suzanne Dikker van de Universiteit Utrecht is verbaasd over de grote aanloop. Haar Mutual Wave Machine doet tegelijk dienst als onderzoeksapparaat en als kunstzinnige attractie. De machine test de ‘klik’ tussen twee mensen die elkaar al dan niet kennen. Beiden dragen een EEG-headset en kijken elkaar aan in een eivormige huls. Er speelt muziek en er zijn projecties van de gezichten van de twee deelnemers te zien. Naarmate de twee personen meer synchroon lopen, wordt de muziek overweldigender en de projecties helderder. Vooral die mate van synchroniciteit is van belang voor Dikker. ‘We vergelijken de hersengolven van meerdere mensen tegelijk om de neurologische oorzaken van sociale interactie te vinden’, vertelt ze. Die soort onderzoek naar twee breinen tegelijkertijd is nog niet vaak vertoond.

Naast het wetenschappelijke werk is de machine ook een kunstproject. Programmeur en interactiekunstenaar Matthias Oostrik ontwikkelde de eivorm samen met Dikker. Hij schreef bovendien de programma’s die de hersengolven meten en vertalen in projecties en muziek. Sinds 2013 toeren ze met het apparaat rond. Lowlands lijkt een hoogtepunt: aan het begin van de middag was de machine al voor de rest van de dag volgeboekt.

De combinatie van kunst en wetenschap is interessant voor Dikker en Oostrik, maar levert ook problemen op. Doordat de synchronisatie visueel aan de proefpersonen wordt getoond, beïnvloedt die hun gedachten. Dikker houdt daar rekening mee in het onderzoek; vandaar dat in sommige gevallen random feedback wordt getoond. ‘Maar het blijft lastig’, geeft Dikker toe. Mensen zijn soms bijvoorbeeld teleurgesteld als ze in de controlegroep zitten die geen neurofeedback krijgt. ‘We zijn voortdurend op zoek naar de juiste balans tussen de kunstervaring en de optimale experimentele omstandigheden.’


Rapper

Meer onderzoeksprojecten tijdens Lowlands hadden te kampen met dat probleem. Bij het Philips Research Lab bijvoorbeeld was het de bedoeling dat proefpersonen zich ontspannen door naar muziek te luisteren. Naarmate iemand meer ontspannen raakt, wordt de muziek mooier; de bas en de hoge tonen worden voller. Het is een manier om de hersenen te trainen en relaxter door het leven te gaan. Maar de dreunende hiphopbeats van rapper Joey Bada$$ in de naastgelegen Bravo-tent die duidelijk waren te horen, maakten het niet makkelijk om op de koptelefoonmuziek te focussen. In plaats van serieus onderzoek was het meer een demonstratie van een potentieel Philips-product, hoewel het elektronicabedrijf nog geen concrete plannen heeft om het op de markt te brengen.


Virtual Reality

Het VR-lab had minder last van de optredens op Lowlands. In dat lab werd met simpele, maar effectieve virtual reality-brillen bezoekers een scenario voorgelegd. Voor dr. Jean-Louis van Gelder, onderzoeker van het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving, vormt dit de toekomst van sociaal onderzoek. ‘Nu vragen we proefpersonen vaak zich een bepaald scenario voor te stellen. Dat vraagt veel inbeeldingsvermogen en bovendien stelt iedereen zich een situatie anders voor. Met virtual reality kunnen we mensen consistent hetzelfde scenario laten meemaken.’

Op Lowlands konden proefpersonen kiezen uit twee scenario’s: een virtuele bungeejump, waarbij de vraag is of die hoogtevrees verhelpt, of een caféruzie, waar de vriendin van de proefpersoon wordt versierd door een vreemde. Net vóór een confrontatie stopt de virtuele werkelijkheid en mag de proefpersoon de vraag beantwoorden wat hij zou doen.

De film, waarin de proefpersoon dus 360° kan rondkijken, werd geregisseerd door theatermaker Malte Huthoff. ‘Het was een grote uitdaging om op deze manier te werken. Je moet acteurs, script en camerawerk goed op elkaar afstemmen. Het moet realistisch overkomen, maar ook zo eenduidig zijn dat het het onderzoek helpt’, vertelt Huthoff. Daarnaast is het technisch lastig om close-ups te filmen met 360°-camera’s. Er ontstaan lijnen die gezichten of objecten doormidden snijden en de immersie van de virtuele werkelijkheid kapotmaken. Huthoff: ‘We moesten heel voorzichtig en secuur te werk gaan om dat te voorkomen, maar het is gelukt.’

Het gebruik van virtual reality kan een kentering in sociologisch onderzoek betekenen, denkt Van Gelder. Hij wil kijken of het echt ‘betere’ antwoorden van proefpersonen oplevert. Daarnaast bestudeert hij de antwoorden zelf. Daarbij vraag hij zich in het bijzonder af of dronken mensen anders reageren dan nuchtere. ‘Daar moet je wel naar kijken, want er zijn nou eenmaal veel mensen op Lowlands die iets op hebben. Maar het is me meegevallen: ik had meer dronken mensen verwacht.’