Hoe oud is een schilderij? Waar is het gemaakt? En is er niet aan geknoeid door latere schilders? Loodwitanalyse helpt kunsthistorici de geschiedenis van oude meesters te ontrafelen.

Vanaf een wand in zaal 0.5 van het Rijksmuseum in Amsterdam kijkt de Griekse godin Ariadne de museumbezoekers vertwijfeld aan. Ze is op het eiland Naxos achtergelaten door haar zo geliefde Theseus, die ze nota bene kort daarvoor nog had helpen ontsnappen uit het labyrint. In de verte zeilt haar nieuwe man Dionysos bij het Griekse eiland vandaan. Voor het publiek is hij herkenbaar aan de satyrs, de mythische boswezens die hem vergezellen.

Ariadne op Naxos is de logische naam van het schilderij. Toch stond het doek jarenlang bekend als Vrouw staande aan de waterkant. Want was het Ariadne wel? Was de boot met de satyrs wel door de oorspronkelijke schilder – waarschijnlijk Filippo da Verona, anders wellicht Girolamo dai Libri – op het doek gezet? Of had iemand anders het zeilschip er in een later stadium pas aan toegevoegd, om de onbekende vrouw te veranderen in een mythologische beroemdheid?

 

Dezelfde verf

Het verlossende woord kwam een kleine tien jaar geleden van een groepje wetenschappers van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Het pigment loodwit uit de verf in de zeilen had exact dezelfde isotopensignatuur als het loodwit in de hoofddoek van de vrouw, zegt de Amsterdamse hoogleraar geochemie Gareth Davies, die zich de ontdekking nog goed herinnert. Dat moest betekenen dat de verf van de zeilen uit dezelfde voorraad kwam als de verf van de hoofddoek, en dus ook uit dezelfde periode en hetzelfde gebied.

Dat maakte het zeer onwaarschijnlijk dat de boot er pas later door een andere kunstenaar was bijgeschilderd, zegt Willem de Ridder van het Rijksmuseum, die het schilderij destijds restaureerde.

Het waren de eerste stappen van het gebruik van loodwitanalyse in het schilderijenonderzoek – en het schilderij van Ariadne was meteen ook vrijwel het enige waarbij zo’n duidelijke conclusie kon worden getrokken. ‘Veel vaker stuiten we op gevallen waarbij verschillende soorten loodwit op een schilderij voorkomen’, vertelt Erma Hermens, hoogleraar technische kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en verbonden aan het Rijksmuseum

 

Loodmijnen

Om olieverf een heldere kleur wit te geven, gebruikten kunstenaars tot aan de twintigste eeuw loodpigmenten – daarna stapten ze over op pigmenten als titaanwit. Lood was nogal slecht voor de gezondheid.

Het lood uit die loodverbindingen (2PbCO3 ·Pb(OH)2 , ofwel loodwit) was afkomstig uit mijnen verspreid over de hele wereld. Met isotopenanalyse kunnen geochemici van elke loodsoort een signatuur bepalen, om die vervolgens te koppelen aan de signatuur van de mijnen. Zo herleiden ze de herkomst van het lood – en dus, bij benadering, ook van de verf. 

 

Openingsbeeld: Rijksmuseum

 


HET HELE VERHAAL OVER LOODWITANALYSE LEZEN?

Het hele verhaal is te lezen in het januarinummer van De Ingenieur. Koop de digitale versie voor € 7,50, of neem - met een flinke korting van 25 % - een digitaal jaarabonnement van twaalf nummers voor € 69,-.

 

Â