Om Nederland voor te bereiden op de gevolgen van klimaatverandering en versnelde zeespiegelstijging, zijn per regio uitgewerkte plannen nodig. De Deltacommissaris moet daarin het voortouw nemen, stellen de Delftse hoogleraren Bas Jonkman en Han Meyer in een open brief. 
 

Waterbouwdag
Bas Jonkman, hoogleraar waterbouwkunde TU Delft, en Han Meyer, emeritus hoogleraar stedenbouwkunde TU Delft, publiceerden hun open brief aan de Deltacommmissaris aan de vooravond van de jaarlijkse Waterbouwdag, die donderdag plaatsvindt in de Jaarbeurs in Utrecht. De organisatie is in handen van het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (KIVI).


Er zijn in de afgelopen jaren verschillende initiatieven genomen om de consequenties van zeespiegelstijging voor ons land te verkennen, zoals de start van een Kennisprogramma Zeespiegelstijging. Een belangrijk doel van dit programma is in kaart te brengen welke mogelijke oplossingen er zijn om die extreme zeespiegelstijging het hoofd te bieden.

Aan ideeën geen gebrek. Sinds de start van het Deltaprogramma in 2009 hebben tal van ontwerpers en ingenieurs voorstellen geleverd voor adaptatie van de hoogwaterbescherming en het hoofdwatersysteem in Nederland.


Deltaprogramma

Deltares heeft een inventarisatie van meer dan 180 van die voorstellen gemaakt, en kwam tot de constatering dat ze zijn onder te brengen in vier categorieën van oplossingsrichtingen, elk met een kernthema:

(1) Een open relatie tussen rivieren en zee, met verhoogde dijken langs de rivieren;

(2) een gesloten kustlijn, met gemalen die het rivierwater naar zee pompen;

(3) een ‘zeewaartse’ variant met een nieuw kustlijn;

(4) een ‘terugtrek’ variant waarbij de meeste bebouwing in de westelijke laaggelegen landsdelen is verplaatst naar de hogere delen in het oosten des lands.

Deze vier basisvarianten zijn op aansprekende wijze verbeeld met behulp van cartooneske tekeningen. Deze cartoons zijn inmiddels zo vaak op bijeenkomsten van of over het Deltaprogramma getoond en toegelicht dat velen ze kunnen dromen.


Strategie per regio

Het is nu echter hoog tijd om van dromen naar daden over te gaan. In 2026 moet de regering nieuwe Deltabeslissingen nemen, met per regio een heldere voorkeursstrategie. Willen we in de loop van deze eeuw in staat kunnen zijn om de nodige grootschalige maatregelen te treffen, dan moet in 2026 de hoofdrichting glashelder zijn.

Eerdere grote aanpassingen van het Nederlandse watersysteem, zoals de aanleg van de Nieuwe Waterweg, de Afsluitdijk, de Deltawerken, en het programma Ruimte voor de Rivier, laten zien dat er vele decennia gemoeid zijn met het proces vanaf bepaling van een hoofdrichting, het ontwerp tot en met de uitvoering van concrete plannen.

Het is nu tijd om degelijke probleemanalyses te maken en verschillende langetermijnoplossingen te bestuderen op technische, financiële en maatschappelijke haalbaarheid

Als we na 2050 de noodzakelijke plannen willen uitvoeren, hoofdrichting van die plannen in 2026 vastgesteld kunnen worden en volgt de concretisering in de decennia daarna. Dit betekent niet dat er nu al een volledige blauwdruk voor Nederland in het jaar 2100 gemaakt moet worden - dat is onmogelijk en onwenselijk.
 

Deltacommissaris
Het nationaal Deltaprogramma beschermt ons land tegen overstromingen, zorgt voor voldoende zoetwater en draagt bij aan een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Verschillende overheden en organisaties werken aan het programma, onder leiding van de Deltacommissaris. Dit is de onafhankelijke regeringscommissaris voor het nationaal Deltaprogramma. Sinds 2019 is Peter Glas de Deltacommissaris


Wel is het zo dat er afwegingen gemaakt kunnen worden welke ingrepen in het watersysteem, naast een grotere bescherming tegen overstroming, ook de beste kansen opleveren voor andere belangrijke beleidsagenda’s zoals energietransitie, natuurontwikkeling en ruimtelijke ordening. Daarbij zal een tijdige keuze voor de hoofdrichting ook een positieve invloed hebben op vertrouwen in waterveiligheid in (laag) Nederland, en daarmee op economische en ruimtelijke ontwikkeling en vestigingsklimaat.  


Polarisatie in het deltadebat

Wij pleiten ervoor om nu serieus zaak te maken van een diepgaande afweging en uitwerking van de vier oplossingsrichtingen per regio. Het idee dat voor het gehele land een uniforme oplossingsrichting nodig en mogelijk zou zijn gaat voorbij de huidige werkelijkheid, die nu al sterke verschillen laat zien: Gesloten in het geval van IJsselmeer/Afsluitdijk, open in het geval van de Westerschelde, lokaal terugtrekken/meebewegen bij de ontpolderde Hedwigepolder, en zo voort.

Bovendien lijken de vier cartoons nu zelfs bij te dragen aan polarisatie in het deltadebat, zie de vele discussies in de media en LinkedIn over meebewegen (geassocieerd met bouwstops onder NAP en massaal terugtrekken) versus alles beschermen met steeds hogere keringen.

De 180 plannen en ideeën die door Deltares zijn geïnventariseerd, zijn grotendeels het werk van bevlogen professionals in hun vrije tijd, van studenten en van prijsvragen waarvoor mededingers geen of een minimale kostenvergoeding ontvingen. Het is nu echter zaak om serieus budget vrij te maken en per regio met teams van wetenschappers, ontwerpers en ingenieurs degelijke probleemanalyses en verschillende opties voor lange termijn oplossingen nader te bestuderen op hun technische, financiële en maatschappelijke haalbaarheid.


Stormvloedkeringen bieden in toekomst geen veiligheid meer 

Wat betreft de maatschappelijke haalbaarheid is het van belang de mogelijke impact van de verschillende opties op ruimtelijk, ecologisch en economisch gebied te bestuderen, en deze opties tot onderwerp van publiek debat te maken.

Uit een eerdere verkenning van het Expertise Netwerk Waterveiligheid (ENW) blijkt dat de eerste knelpunten gaan optreden in het Rotterdam-Rijnmondgebied en het Oosterscheldegebied. Het is in de loop van deze eeuw de verwachting dat de beweegbare stormvloedkeringen zoals de Maeslantkering en Oosterscheldekering het einde van de ontwerplevensduur naderen of niet meer gewenste functionaliteit of veiligheid kunnen bieden. Dit gaat zeker op als de zeespiegel sneller gaat stijgen.

Het is tijd om van dromen naar daden over te gaan. Willen we in de loop van de eeuw grootschalige maatregelen kunnen treffen, dan moet in 2026 de hoofdrichting glashelder zijn

Essentieel voor het gebied bij Rotterdam is de relatie tussen haven, stad en watersysteem. De afgelopen decennia is de haven steeds meer westwaarts en dus uit de stad getrokken. Vrijgekomen havengebieden in het stadscentrum zijn benut voor stadsontwikkeling (woningbouw) en kunnen in de toekomst bijvoorbeeld ook weer voor (her-)ontwikkeling van natuur en herstel biodiversiteit benut worden.
 

Rotterdam Sponsstad
Hoe kan de toekomst van de regio Rotterdam eruitzien, bij een forse stijging van de zeespiegelstijging? Lees hier meer over Rotterdam Sponsstad


Klemmend beroep op Deltacommissaris

De vraag is hoe deze relatie zich in de toekomst gaat ontwikkelen, en wat de betrokken stakeholders (haven, stad en natuurorganisaties) samen als richting zien. Een oplossing in het watersysteem kan hierin de sleutel zijn. Gelet op de opgaven die voor ons liggen (woningbouw, energie- en haven transitie, klimaatadaptatie, herstel biodiversiteit), is het nú tijd de oplossingen serieus uit te gaan werken.

Lees in het novembernummer van De Ingenieur meer over waterbouw.

Samenvattend doen we een klemmend beroep op de Deltacommissaris:

1. Begin nu met een plan voor de tweede helft van deze eeuw zodat er in 2026 een voorkeursstrategie is vast te stellen.

2. Stap over van de vier landelijke strategieën met bijbehorende cartoons naar het uitwerken van regionale plannen door “rekenen en tekenen”. Maak hiervoor substantieel budget vrij (i.p.v. vluchtige ontwerpstudies) en benut de ontwerp-, denk- en rekenkracht van Nederlandse ingenieurs, wetenschappers en ontwerpers.

3. Begin in het Rotterdam-Rijnmond gebied, verken alternatieve strategieën hoe stadsontwikkeling, de transformatie van de haven en ingrepen in het watersysteem elkaar daar kunnen versterken.

 

Tekst: Bas Jonkman, hoogleraar waterbouwkunde TU Delft, en Han Meyer, emeritus hoogleraar stedenbouwkunde TU Delft
Beeld: Depositphotos