RijksCloud halveert energieverbruik
De RijksCloud, waarvan de eerste fase in het voorjaar werd opgeleverd, is een grootschalig project waarin de overheid haar datacenters bundelt, waardoor het aantal daalt van 64 naar vier. Dat zorgt voor minder energieverbruik, maar kan ook de kwetsbaarheid vergroten.
Traditioneel heeft iedere overheidsdienst zijn eigen datacentrum. Omdat computers ook energie verbruiken als ze onderbelast zijn, is dat inefficiënt. Dat kan worden bestreden door de rekenkracht te concentreren, waarbij bovendien te besparen valt op koeling en andere overhead. Als de RijksCloud in 2020 compleet is, is het energieverbruik teruggebracht van 235 GWh naar 128 GWh per jaar, een reductie van 45,5 procent – dat wil zeggen, bij het huidige gebruiksniveau; het is aannemelijk dat de rekenbehoefte van de overheid de komende vijf jaar verder zal toenemen.
Een van de kritiekpunten op het programma is dat de Nederlandse overheid probeert in zijn eentje een infrastructuur te bouwen waar grote partijen als Amazon en Salesforce miljarden in investeren. De kwaliteit zou dan nooit vergelijkbaar kunnen zijn. ‘Veiligheid is voor ons heel belangrijk’, zei Dennis Kerssens, programmamanager van de RijksCloud, hierover onlangs op het congres Groene ICT. ‘Daarom willen we onze data niet toevertrouwen aan een commerciële partij.’
De RijksCloud wordt gebouwd door het Franse Atos, dat vanwege de fusie met Origin vijftien jaar geleden een sterke aanwezigheid in Nederland heeft. Het bedrijf nam vorig jaar het eveneens Franse Bull over, om zo meer expertise op het gebied van cybersecurity in huis te halen, maar blijft een kleine speler op het gebied van cloud-architectuur.
Hoewel de energiebesparing aanzienlijk is, staat functionaliteit voorop bij de totstandkoming van de RijksCloud, aldus Kerssens: ‘Door alle datacentra te koppelen maakt het niet meer uit waar en hoe je je aanmeldt. Alle functionaliteit is altijd beschikbaar.’
Hoe kwetsbaar de overheid wordt door het bundelen van de computers op vier locaties, zal moeten blijken bij de eerste serieuze ddos-aanval.(Christian Jongeneel)