Wat als op een plaats delict radioactief materiaal wordt aangetroffen, of splijtstoffen voor een atoombom? Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft op de nucleaire veiligheidstop in Den Haag een kennispakket gepresenteerd om het jonge gebied Forensics in Nuclear Security een boost te geven, inclusief een serious game voor training. ‘Ons programma brengt de forensische en nucleaire wetenschap bij elkaar.’


Leden van het CBRNe-team van het NFI oefenen het opnemen van sporen op een mogelijk radioactief besmette plaats delict. FOTO NFI

Het kan ook een keer in Nederland gebeuren: in het laadruim van een gestolen vrachtwagen vindt de politie een apparaat dat waarschijnlijk een kobaltbron uit een ziekenhuis is, die schadelijke straling afgeeft. Hoe bewaken rechercheurs die onderzoek moeten doen dan hun eigen veiligheid, op wat voor sporen letten ze en hoe verzamelen en transporteren ze die? Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft samen met het bedrijf E-Semble een serious game ontwikkeld waarmee zulke situaties zijn te oefenen. De game is gepresenteerd op de internationale Nuclear Security Summit (NSS), die op 24 en 25 maart in Den Haag is gehouden.

‘Incidenten met radioactief materiaal zijn er in twee soorten’, verduidelijkt drs. Ed van Zalen, programmaleider CBRNe (calamiteiten met Chemische, Biologische, Radiologische, Nucleaire en eventueel explosieve stoffen) bij het NFI. ‘Bij de ene soort wordt er radioactief materiaal aangetroffen. Een terroristische organisatie wil bijvoorbeeld een dirty bomb maken om een omgeving radioactief te besmetten en criminelen smokkelen daarvoor stralingsbronnen die onder meer afkomstig kunnen zijn uit ziekenhuizen of de industrie. De andere categorie is die van nucleaire smokkelwaar, meestal hoogverrijkt uranium, waar bepaalde landen de hand op proberen te leggen voor het maken van kernwapens.’

Wat gebeurt er bij zo’n radionucleair incident, als zulke materialen ergens worden aangetroffen? ‘In Nederland en de meeste andere westerse landen doet de organisatie die het eerst ter plaatse is, bijvoorbeeld de brandweer, de eerste metingen’, vertelt Van Zalen. ‘Als zij radioactiviteit constateren, trekken ze zich terug en halen er speciaal opgeleide rechercheurs bij. Vanwege de straling hebben die maar een beperkte tijd om sporen veilig te stellen, maximaal een halfuur. Ze hebben instrumenten die alfa-, bèta- en gammastraling kunnen onderscheiden en uit het energiespectrum kunnen afleiden van welke elementen die afkomstig zijn. Die waarnemingen vormen de basis voor de veiligheidsmaatregelen voor henzelf en de omwonenden. Verder zijn de forensisch onderzoekers getraind op het herkennen van materialen aan de hulzen en verpakkingen die er omheen zitten. Ze weten ook hoe ze de materialen zelf moeten verpakken en transporteren.’

De serious game van het NFI is bedoeld om zowel beleidsbepalers als veldwerkers zonder ervaring op dit gebied inzicht in die procedures en het herkennen van sporen te geven. Met behulp van een joystick ‘bestuurt’ een deelnemer een virtuele rechercheur die op een plaats delict onderzoek uitvoert. Hij of zij krijgt een virtuele schouderklop wanneer alle aanwijzingen die in het spel zitten, zijn opgespoord. ‘We hebben het tamelijk basaal gehouden, zodat het voor iedereen geschikt is’, geeft Van Zalen aan. ‘Het spel begint met uitleg hoe echt forensisch onderzoek verschilt van wat in tv-series is te zien, het belang van veiligheid, en hoe je voorkomt dat je sporen vernietigt.’


Een schijf hoogverrijkt uranium, waarbij de isotoop uranium-235 voor minstens 20 procent aanwezig is. Dit verrijkte uranium gebruikt men voor kernbommen; in een reactor is het percentage U-235 veel lager.

De game is slechts het meest zichtbare deel van een door CBRNe onder de vlag Forensics in Nuclear Security ontwikkeld kennispakket, dat Nederland op de NSS in zijn geheel aan de deelnemende landen heeft aangeboden. De kans op een radionucleair incident is in de huidige wereld met zijn terroristische dreiging nadrukkelijk aanwezig, maar op forensisch gebied bestaat er een gebrek aan kennis. Sinds de eerste NSS in 2010 is het NFI bezig geweest om dat gat te vullen. De hoop is dat het Nederland op dit gebied een blijvende voorsprong oplevert. ‘De forensische en de nucleaire wetenschap, die ver van elkaar af stonden, moeten bij het onderzoek naar een nucleair incident toch samenwerken. Ons programma brengt ze bij elkaar en helpt het onderzoek te stroomlijnen.’

Terug naar de plaats delict. Nadat het bewijsmateriaal daar is veiliggesteld, moet het in een forensisch lab worden onderzocht. Deel van het NSS-pakket is een onderzoeksmethodiek die beschrijft hoe dat het beste kan gebeuren. Een van de puzzelstukjes is nucleair sporenonderzoek. ‘In Nederland gebeurt dat in het Laboratorium voor Stralingsonderzoek van het RIVM in Bilthoven. Dat lab is er al, dus het leek ons verstandig daar gebruik van te maken. Daar onderzoekt men in wat voor vorm het materiaal aanwezig is, welke vervalelementen erin zitten en wat hun halfwaardetijd is. Daaraan kunnen de onderzoekers zien in welke tijdsperiode het is geproduceerd. Verder bepalen ze de verhoudingen tussen aanwezige elementen en tussen isotopen van sommige daarvan. Dat levert ze aanwijzingen over de regio waar het materiaal vandaan komt.’

In zekere zin is het nucleaire werk het gemakkelijkste deel van het onderzoek, omdat de laboratoria en de expertise daarvoor al bestaan – in elk geval in Nederland en andere westerse landen. Maar lastige complicaties treden op wanneer de traditionele forensische technieken – DNA-onderzoek, vingerafdrukken, chemische analyse, onderzoek van mobieltjes of laptops – moeten worden toegepast op materialen die radioactief besmet zijn. ‘Om onderzoekers niet aan straling bloot te stellen kan het bijvoorbeeld nodig zijn een voorwerp te onderzoeken met op afstand bestuurde instrumenten, achter een wand van loodglas. Ook voor DNA-onderzoek is een aangepaste procedure nodig. De normale zuiveringsstap verwijdert namelijk geen radioactieve materialen, terwijl je niet wilt dat die de analyseapparatuur ingaan. Het Europese Joint Research Centre ITU in het Duitse Karlsruhe is samen met het NFI bezig een zuiveringsprocedure te ontwikkelen die dat wel doet.’

Een belangrijk doel van de ontwikkelde onderzoeksmethodiek is ervoor te zorgen dat onderzoekers in verschillende delen van de wereld effectief met elkaar kunnen communiceren. ‘Een radionucleair incident is bijna altijd grensoverschrijdend’, licht Van Zalen toe. ‘We willen het onderzoek zo veel mogelijk volgens protocollen laten verlopen, zodat landen elkaars resultaten kunnen begrijpen en die kunnen uitwisselen met elkaar, het internationaal atoomagentschap IAEA of Interpol.’ Om die reden is ook een Engelstalig lexicon met ruim driehonderd definities opgesteld, dat tijdens de top als app is gelanceerd. Voor het ontwikkelen van zowel de methodiek als het lexicon heeft het NFI een besloten internetforum in het leven geroepen, waarop ruim honderd experts uit dertig landen over procedures en termen konden discussiëren.

De derde poot van het kennispakket is het opleidingsdeel. Dat omvat meer dan de serious game alleen. Er is een compleet curriculum ontwikkeld voor het onderzoek van nucleaire veiligheidsincidenten, Forensic Awareness geheten. ‘Dat is inmiddels onderdeel van de masteropleiding Nuclear Security aan de TU Delft en het wordt gebruikt door onder andere IAEA, Interpol en de Amerikaanse overheid’, laat Van Zalen weten.

Heeft het NFI op forensisch-nucleair gebied nog te maken met concurrentie? ‘We zijn het enige forensisch instituut dat dit doet’, stelt Van Zalen. ‘Er bestaat wel een aantal nuclear forensic labs in de wereld, maar die houden zich alleen bezig met het profileren van het materiaal. Voor het totaal van het forensisch onderzoek hebben ze geen oog.’ En dat totaal is natuurlijk wel van belang voor een land dat graag de veroorzakers van een incident wil inrekenen en de kans op herhaling wil minimaliseren.