De wereld een beetje beter maken, dat is de ambitie van veel ingenieurs. Robin Koops sleutelde altijd al machines in elkaar, maar had nooit gedacht dat hij zelf de eerste gebruiken zou zijn van zijn zelfontworpen kunstalvleesklier.

‘In een klein houten schuurtje achter ons huis was mijn vader altijd aan het knutselen. Ik kwam vaak kijken. Voor mij kocht hij een oude brommer, die we samen hebben opgeknapt. Hij zei: ga maar naar de mts, dan krijg je later een goede baan.

Ik vond techniek wel leuk, maar ik weet nog goed dat ik bij de eerste praktijkles bijna over mijn nek ging van de olielucht uit de dieselmachines. Daarna begon ik mijn eigen bedrijf in het onderhoud en de ontwikkeling van machines en maakte bijvoorbeeld een blokjessnijmachine voor vlees, naar een idee van mijn vader, en een worstontclipmachine voor Stegeman. De toepassing maakte mij niet zoveel uit, het ging om de technische uitdaging. Ik wilde telkens nieuwe innovatieve dingen maken. Het was een leuke tijd, ik had zo’n tien man in dienst.’


Suikerziekte

‘Totdat ik werd gediagnosticeerd met diabetes type 1 en mijn bedrijf van de hand moest doen. Na een rustpauze en een baan als interim manager besloot ik toch weer een bedrijf te starten in de machinebouw, maar dan zonder personeel.

Toen ontstond het idee voor de kunstalvleesklier, want ik wilde toch iets aan die suikerziekte doen. Ik besefte niet dat dat nog twintig jaar zou gaan duren. Ik deed gewoon wat ik altijd al deed: problemen oplossen waarvan mensen zeiden dat ze niet op te lossen waren.

Ik bouwde een apparaat dat glucose in mijn lichaam en activiteit kon meten, en dat met hormonen zou kunnen bijsturen. Dat plan schreef ik op een A4’tje en ik vroeg mijn vriend Rob Koebrugge of hij dat kon programmeren. Dat algoritme is nog altijd ongewijzigd; het is zelflerend en past de insulinegevoeligheid automatisch aan.

Een andere vriend en diabetesverpleegkundige Joost Bonhof hielp me aan de eerste insulinepompen voor het prototype. Via naaldjes in mijn buik wordt glucose in mijn buikvocht gemeten en sensoren zoals versnellingsmeters (accelerometers) meten hoe actief ik ben. Op basis van die waarden bepaalt het apparaat of en hoeveel insuline of glucagon het in mijn lichaam moet injecteren.’


Draagbaar

‘Afgelopen oktober, bijna exact vijfentwintig jaar na mijn diagnose, is een proef van start gegaan waarbij honderd mensen de ‘AP’, artificial pancreas, gaan uitproberen. Ze hoeven dan niet meer over hun bloedsuikerspiegel na te denken. In de huidige behandeling is de mens namelijk de zwakke schakel, omdat hij erg op zijn voeding moet letten en zelf moet proberen in te schatten wanneer hij insuline moet spuiten.

In eerste instantie bestond de AP uit een verrijdbaar kastje dat met mijn lichaam was verbonden. We wilden de uitvinding graag op meer mensen testen, maar dat bleek een moeizaam traject.

Uiteindelijk waren we bij een arts van het Amsterdam UMC welkom. We maakten een draagbaar apparaat dat zijn patiënten mee naar huis konden nemen. De resultaten waren goed. Ze gaven aan dat ze een betere nachtrust hebben, fitter zijn en helderder kunnen denken. Mensen wilden hem niet meer inleveren, ondanks dat hij vijf kilo woog.’


Pakje speelkaarten

‘Zelf draag ik de AP al twee jaar. Je merkt direct effect. Mijn gezichtsvermogen is zelfs hersteld, waardoor ik overdag geen bril meer nodig heb.

We zijn nu bezig met de volgende generatie van het apparaat, ongeveer ter grootte van een pakje speelkaarten. Inmiddels heb ik toch weer 45 man in dienst, maar ik wil mezelf ‘misbaar’ maken. Ik ben hier niet aan begonnen om rijk te worden. Ik heb alleen maar geprobeerd om mijn eigen probleem op te lossen en wil dat nu ook voor anderen doen.’
 

Tekst: Amanda Verdonk
Foto: Bianca Sistermans