De inventiviteit van de mens wordt alleen geëvenaard door zijn domheid. Ik kwam daar zelf achter toen ik in de tweede klas van de middelbare school tijdens de natuurkundeles nogal verstrooid een thermometer in de vlam van een ­bunsenbrander stak omdat ik mij ineens afvroeg hoe heet die vlam zou zijn. De vraag was goed, de meetmethode niet.

De thermometer, een glasbuis met kwik van een halve meter lang, explodeerde. Daarna was de labtafel een pretpark met rollende kwikbolletjes. Mijn natuurkundeleraar, die naar de ongelukkige naam Klootsma luisterde, keek mij ongelovig aan. Hoe had ik kunnen denken dat… Ik kon toch zien dat de schaal op de thermometer niet hoger ging dan… Wat hij eigenlijk wilde zeggen was dat hij niet begreep hoe een redelijk slimme jongen zoiets stoms kon doen.

Overigens had hij dat best kunnen weten want hij was zelf degene die de agressieve reactie van kalium op water demonstreerde door een brok van dat materiaal in een stukje tissue te wikkelen en het in een met water gevuld bekerglas te mieteren. Het resultaat was een explosie die het bekerglas vernielde en een interessant patroon van brandplekken achterliet op het plafond.

Al met al is het geen wonder dat ik bijna altijd in schateren uitbarst als het woord foolproof valt. Al was het maar omdat je geen fool nodig hebt om van alles en nog wat in het honderd te laten lopen. Neem bijvoorbeeld de experimenten die kort na afloop van de Tweede Wereldoorlog in Los Alamos werden uitgevoerd op een contraptie die door het leven ging als de demon core.

Het ging voor het eerst mis toen natuurkundige Harry Daghlian na het avondeten nog even de drakenstaart ging kietelen.

De gedachte was dat een kernreactie niet alleen tot stand kon komen door een kritische massa met een explosie te activeren, de massa zelf zou ook een reactie teweeg kunnen brengen als die werd opgesloten in een behuizing die het neutronen onmogelijk maakte om te ontsnappen. Daarvoor werd een bol van iets meer dan zes kilogram verrijkt plutonium en gallium – de kern van de niet-gebruikte derde atoombom voor Japan – omringd door een soort bakstenen van wolfraamcarbide. De wetenschappers die zich met de proef bezighielden, noemden hun werk ‘het kietelen van de drakenstaart’, waarmee het gevaar adequaat omschreven is.

Op 21 augustus 1945 ging het voor het eerst mis toen natuurkundige Harry Daghlian na het avondeten nog even de drakenstaart ging kietelen. In strijd met het protocol waren er geen andere wetenschappers bij, alleen een be­waker. Daghlian was bezig blokken wolfraamcarbide rond de bol te stapelen toen er een uit zijn hand viel, bovenop de contraptie, waardoor de massa onmiddellijk superkritisch werd. Een blauwe flits en een hete golf volgden. Daghlian trok het blok weg en de opstelling kwam tot rust. Nog geen maand later stierf hij door de overdosis radioactiviteit waaraan hij was blootgesteld.

Het was een nogal primitief experiment voor zoiets gevaarlijks en je mocht verwachten dat er eens goed werd ge­keken naar een betere methode en strengere protocollen, maar een half jaar later ging Louis Slotin aan het werk zonder dat er iets was gebeurd. Hij experimenteerde met een halve bol van beryllium, die hij over de massa plaatste. Als de halve bol helemaal zakte zou een onmiddellijke reactie volgen. Slotin voorkwam dat door een schroevendraaier te steken tussen de bol en de basis van de opstelling.

We hebben het hier over natuurkundigen, mensen die niet alleen een universitaire studie hebben gevolgd, maar die vanwege hun bijzondere intellectuele vaardigheden zijn terechtgekomen bij Los Alamos. En dan is er een die een opstelling met een kritische massa aanpakt alsof het bouwen met Lego is en een ander die even in de gereedschapskist rommelt om te kijken waarmee hij een kernreactie kan voorkomen.

Slotins oplossing, een schroevendraaier tussen de halve bol en de opstelling, ging mis. De schroevendraaier glipte weg, de bol kwam neer en weer was daar die blauwe flits en een korte, maar intense hitte. Slotin stierf negen dagen later.

Iets zegt mij dat alles anders had kunnen lopen als er behalve natuurkundigen ook een paar ingenieurs hadden rondgelopen. Maar zeker is dat niet. Ingenieurs zijn per slot van rekening ook mensen en we weten allemaal dat ‘mens’ gelijk staat aan ‘feilbaar’. Of ‘fool’.

 

Tekst: Marcel Möring
Foto: Harry Cock