Columnist Peter-Paul Verbeek kreeg tijdens zijn vakantie een college 'zakendoen met Booking•com' en moest daardoor wat van zijn Twentse trots inleveren.

Afgelopen zomer ontmoette ik een eigenaar van vakantiehuisjes in Zuid-Afrika, vlakbij het Krugerpark. Belangstellend vroeg ik of hij de afgelopen jaren dankzij het internet extra veel klanten had gekregen. Die kunnen hem nu immers veel makkelijker vinden dan vroeger. Wie even zoekt op Booking•com kan direct bij hem boeken. En het idee voor die site is in Twente bedacht, vertelde ik er nog eventjes terloops bij, als trotse Enschedeër.

Die trots ben ik door dat gesprek behoorlijk kwijtgeraakt. Ik kreeg een college ‘zakendoen met Booking•com’. Als je googelt op zijn vakantiehuisjes, is de eerste hit niet zijn eigen website, maar die van Booking•com, vertelde hij. Die betaalt namelijk flink aan Google om ­altijd – en dan ook echt altijd – bovenaan te staan.

Hierdoor wordt hij impliciet gedwongen om op zijn minst een flink deel van zijn aanbod via Booking•com te laten verlopen. Als je van een hotel met twintig kamers maar vijf kamers via Booking•com aanbiedt, en die zitten alle vijf vol, dan krijgen bezoekers immers de melding dat er geen kamers meer beschikbaar zijn. Met als gevolg dat ze naar een andere aanbieder gaan. Vervolgens vraagt Booking•com 20 % commissie, zei hij.

Wat zich voordoet als vrije markt, blijkt in de praktijk toch vooral een spel van macht.

Ik luisterde met verbijstering. Het leek zo mooi: het internet als de ultieme democratisering en de ideale basis voor een vrije markt. Maar achter het succesverhaal van twee jongens die op een Enschedese zolderkamer een website bedachten waarmee je alle hotelkamers ter wereld kunt vergelijken en boeken, bleek een heel ander verhaal schuil te gaan.

Zeker: elke hotelkamer maakt nu deel uit van de wereldwijde markt en kan door iedereen worden gezien en geboekt. Maar wat zich voordoet als vrije markt blijkt in de praktijk toch vooral een spel van macht, ­waarbij de grote machthebber de kleine bedrijfjes overheerst.

De vrijheid die voortkomt uit de digitale revolutie slaat gemakkelijk om in nieuwe vormen van overheersing.

Blijkbaar leidt elke technologische revolutie tot een eigen vorm van onderdrukking. Ik kon niet anders dan een ­parallel zien met de industriële revolutie, waar de opkomst van de massaproductie leidde tot nieuwe machtsverhoudingen tussen arbeiders en fabrieks­eigenaars. Terwijl de machine bevrijding leek te brengen van zware menselijke arbeid, bleek hij feitelijk vooral een begin van onderdrukking.

In de digitale revolutie gebeurt iets vergelijkbaars: de vrijheid die eruit voortkomt, slaat gemakkelijk om in nieuwe vormen van overheersing. Niet alleen op economisch gebied, zoals in de hotelbranche, maar in veel domeinen van het bestaan. Het internet is immers onderdeel geworden van de infrastructuur van onze hele wereld: van nieuws tot vriendschap en van kunst tot wetenschap.

Laten we Booking•com vanaf nu alleen nog maar gebruiken om hotelkamers te vinden en te vergelijken, om vervolgens de boeking direct bij het hotel zelf te doen.

Het internet brengt alleen echte vrijheid als die vrijheid voor iedereen is. Net zoals een markt alleen echt vrij is als iedereen eraan kan meedoen. Zulke vrijheid kan niet bestaan zonder regels, zeker als het gaat om vitale voorzieningen voor mens en maatschappij.

Zolang de overheden die regels niet voldoende duidelijk stellen, kunnen we ze in ieder geval aan onszelf opleggen. Bijvoorbeeld door Booking•com vanaf nu alleen nog maar te gebruiken om hotelkamers te vinden en te vergelijken, om vervolgens de boeking direct bij het hotel zelf te doen. Zodat Booking•com gewoon kan blijven doen waar het goed in is, maar de inkomsten daar terechtkomen waar ze thuishoren.

Prof.dr.ir. Peter-Paul Verbeek is hoogleraar Filosofie van Mens en Techniek aan de Universiteit Twente.