Wil je met de energietransitie verder komen, dan moet je de schone oplossingen niet laten concurreren met de vuile. Je moet die laatste dus verbieden of uitfaseren, zegt ir. Frans Rooijers, directeur van het onderzoeks- en adviesbureau CE Delft, gespecialiseerd in milieu- en duurzaamheidsvraagstukken.

Neem de warmtevoorziening in de gebouwde omgeving. ‘Technisch is er heel veel mogelijk, maar de overheid zal echt iets moeten doen om partijen uit hun stoel te krijgen.’ De reden is simpel. ‘Aardgas is zo comfortabel en gemakkelijk. Grootschalige verandering komt er alleen wanneer groen gas en groene warmte als alternatief aantrekkelijker zijn.’

Rooijers heeft een probaat middel. ‘Verplicht de energieleveranciers dat ze het aardgas in 20 tot 25 jaar vervangen door groen gas. Het groene gas zal daardoor duurder worden, maar je weet tenminste zeker dat stoken op gas dan klimaatneutraal is. En in de tussentijd komen er allerhande opties die aantrekkelijker of goedkoper zijn, zoals aansluiting op een warmtenet, gebruik van een warmtepomp, enzovoorts.’

Het laat zich raden dat dit transitiepad nogal wat moed vergt van de overheid. ‘Energieleveranciers krijgen de opgave elk jaar een miljard kuub gas te vervangen, burgers moeten flink meer gaan betalen. Maar alleen als je het op deze manier aanpakt, gaan partijen aan de slag, komen er innovaties en wordt isolatie aantrekkelijker.’ En op die manier is de energietransitie ook breder te versnellen. ‘Zorg dat je de traditionele fossiele opties minder aantrekkelijk maakt. Dat kan door ze te verbieden of door gaandeweg het vuile uit te faseren, zoals met aardgas.’ Hij wil dus weg van het subsidiëren van de groene en schone opties. ‘Dat kan tijdelijk helpen om ze aantrekkelijk te maken, maar bij grootschalige toepassing gaat dat veel te veel geld kosten.’

Ongelijke strijd

Een voorbeeld van verbieden ziet Rooijers in het personenvervoer. ‘Leg bij wet vast dat er na 2025 geen auto’s meer mogen worden verkocht met ongewenste emissies. Of de auto’s dan elektrisch rijden of op waterstof, de tijd zal het leren. De politiek moet zorgen dat er concurrentie ontstaat tussen de schone opties, in plaats van met de vuile. Dat laatste is een ongelijke strijd, omdat fossiel altijd een deel van zijn kosten afwentelt op de samenleving.’

Er moet veel veranderen bij de energie-intensieve industrie. Hoe krijgen we daar de innovaties van de grond? ‘Een van de misvattingen van innovatie is dat het zou gaan om een push-beleid: zorg dat de technologie op de plank ligt en dan komt het wel goed. Maar zo werkt het niet. Er worden op universiteiten steeds meer duurzame opties ontwikkeld, waar de industrie echter niet rijp voor is. Wat veel beter werkt, is een pull-beleid: zorg dat innovaties zijn gekoppeld aan een duidelijke business case. Zo is dat ook bij wind op zee gegaan. Omdat er grote kavels in de aanbieding waren, zijn partijen gaan uitdokteren hoe ze het goedkoper konden doen. Zodra bedrijven een duidelijk belang hebben hun processen anders in te richten, zul je zien dat er nieuwe dingen worden ontwikkeld.’