De ambitie van de overheid om het materiaalgebruik in 2030 met de helft te reduceren is goed, maar de vraag hoe dat te bereiken vergt veel meer analyse en nadenken dan de politiek gewoon is. Zo luidt de diagnose van Eva Gladek, oprichter en CEO van het circulaire ontwikkelbureau Metabolic.

Het jonge bedrijf, met inmiddels zo’n twintig medewerkers, is een van de eerste in Nederland die zich helemaal toelegt op de circulaire economie. ‘We zijn heel datagedreven en doen veel onderzoek, maar als we iets een goed idee vinden, zorgen we ook dat het wordt uitgevoerd’, omschrijft Gladek de filosofie van haar bedrijf. Zo doet Metabolic analyses voor provincies, maakte het een ontwikkelingsplan voor de Amsterdamse wijk Buiksloterham en het masterplan voor Schoon Schip, een project met zelfvoorzienende drijvende woningen.

Gladek vindt het heel mooi dat de overheid een rijksbreed programma Circulaire economie heeft gepubliceerd, maar hoe de doelstellingen daarvan moeten worden bereikt, blijft nog vaag. Ze heeft daarvoor een aantal indringende adviezen.

1. Maak helder hoe een circulaire economie eruit moet zien.

‘Je hoort afval te gebruiken als bron en moet samenwerken in de keten. Maar dat zegt nog niets over de eindtoestand en maakt het moeilijk om vooruitgang te meten.’ Als voorbeeld hoe het niet moet, noemt ze het te huur aanbieden van spijkerbroeken door Mud Jeans. ‘Dat klink mooi, maar bij spijkerbroeken pakt een goed afvalsysteem veel beter uit dan dat iedereen na een jaar zijn gebruikte jeans moet laten terugbezorgen.’ Ze heeft zelf een aantal criteria van circulariteit vastgesteld, zoals: materialen zo gebruiken dat hoogwaardig hergebruik mogelijk is, schaarse materialen niet in kringlopen brengen die heel lang duren, zorgen dat biodiversiteit en natuurlijk kapitaal worden versterkt, en zo meer. ‘Voor dat soort criteria kun je indicatoren vaststellen, en zo krijg je zicht op je bijdrage aan circulariteit.’

2. Zorg voor data over stofstromen.

‘Er is een groot gebrek aan gegevens en transparantie. Als we meer informatie hebben over de impact van bepaalde materialen, dan kunnen we veel gerichter beslissingen nemen. Zonder data is wat we doen wellicht goed bedoeld, maar toch een slag in de lucht.’

3. Doe iets aan de vraag naar grondstoffen.

‘Er is veel focus op hergebruik van afvalstromen, maar als je kijkt naar de totale grondstofhuishouding van de wereldeconomie, dan is wat er aan afval verdwijnt maar een heel dun lijntje aan het eind van de dikke balken van de grondstoffen die we gebruiken. Het is dus minstens zo belangrijk om de vraag naar materialen te reduceren. Dematerialiseren van onze economie hoort een prioriteit te zijn. Een van de manieren om dat praktisch te maken is dat er materiaalbudgetten komen, zodat bedrijven daar met hun productontwikkeling op in kunnen spelen. Nu houden we daar helemaal geen rekening mee.’

4. Ontwikkel nieuwe financieringsmodellen.

‘Een gebouw als grondstoffenbank klinkt prachtig. Maar voor de projectontwikkelaar staan de extra kosten om dat gebouw circulair te maken als een negatieve post op de balans. Pas na tien, twintig jaar, wanneer het eerste materiaal wordt hergebruikt, ziet hij iets van dat geld terug. Zorg dus voor een financieringsmodel om die eerste periode te overbruggen.’

5. Creëer een markt voor circulaire producten.

‘De overheid stelt een hoge ambitie. Maar veel producten om dat mogelijk te maken zijn er gewoonweg nog niet, die moeten eerst worden ontwikkeld. En dat gebeurt alleen als er een markt voor is. Er is dus regulering nodig die partijen de circulaire kant op duwt, bijvoorbeeld door bij gronduitgifte circulariteit in de eisen op te nemen. Op dit ogenblik werken we met de gemeente Amsterdam aan indicatoren waarmee is te bepalen hoe circulair een bouwplan is. Op die manier creëer je een markt voor circulaire producten.’