Met de huidige aanpak van de dijkversterking gaan we het niet redden. Deze alarmerende boodschap van Rijkswaterstaat moet de waterbouwwereld aanzetten om innovatieve concepten van dijkversterking te ontwikkelen, waarbij ook nog eens zaken spelen als draagvlak bij omwonenden, ruimtelijke kwaliteit en natuurlijke processen. Staat de traditionele dijkversterking op een keerpunt?

De komende decennia staan Rijkswaterstaat en de waterschappen voor een enorme dijkversterkingsopgave, en de condities waaronder dat moet gebeuren zijn veeleisend. Aan de ene kant gaat het om bewonersparticipatie, ruimtelijke kwaliteit en natuurlijke processen, en aan de andere kant is de tijd van het ruime geld voorbij. Twee keer sneller en twee keer goedkoper is nu het leidende motto. Innovatie moet een deel van de oplossing bieden – en dat in een wereld die vanwege de aard van zijn verantwoordelijkheid geneigd is tot conservatisme. Waterveiligheid is immers geen speeltuin. De te beschermen belangen zijn immens; fouten worden maatschappelijk niet getolereerd. Dus het is begrijpelijk dat er wordt teruggegrepen naar de beproefde recepten. Tegelijk geldt dat de drijfveren achter het ontwikkelen van een nieuwe aanpak van de waterveiligheid sterk zijn. Zonder nieuwe  recepten gaat het echter niet lukken.


Draagvlak

Hoe ver valt er te komen met de traditionele aanpak van dijkversterking als draagvlak bij de dijkbewoners serieus wordt genomen?

Een mooi voorbeeld van hoe dat in zijn werk gaat is te zien in het dijkvak tussen Krimpen aan den IJssel en Krimpen aan de Lek. Daar staat aan, op en langs de dijk flink wat bebouwing en er is dus weinig ruimte voor de vrachtwagens-met-klei-oplossing. De toestan d van de dijk is typerend voor hele stukken in Laag-Nederland: de waterkering ligt op een dik pakket van slappe bodem, waardoor bij hoogwater opdrijving dreigt en de dijk het kan begeven. Kenmerkend is ook dat de dijk jaarlijks met 1 cm zakt door zetting van die ondergrond. Voor het creëren van draagvlak onder de bewoners is het verantwoordelijke hoogheemraadschap Schieland en Krimpenerwaard haast chirurgisch te werk gegaan: bij elk onderdeel van het dijkvak is gezocht naar passende oplossingen.

 

Chirurgische dijkversterking.


Te langzaam en te duur

Het voorbeeld maakt ook duidelijk dat met deze aanpak de algehele opgave aan dijkversterking in het rivierengebied een wel heel langdurige en kostbare operatie zal zijn. Een traject van 1,7 km dijk nam zeven jaar in beslag en kostte € 17 miljoen. Dus wordt er gezocht naar nieuwe methoden om dijken te versterken.

Een van de aanjagers van die dijkinnovaties is ir. Richard Jorissen, directeur van het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma, een alliantie van Rijkswaterstaat en de 22 waterschappen dat over een jaarlijks budget van 360 miljoen euro beschikt. ‘Gezien de opgave waar we voor staan moet ons werk doelmatiger en in een hoger tempo, anders gaat het niet lukken voor 2050.’


Smalle voetafdruk

Wat nieuwe methoden van dijkversterking met elkaar gemeen hebben, is dat ze erop uit zijn de voetafdruk van de dijk zo smal mogelijk te houden. Dat klinkt robuust: hoeft een dijk niet te worden verbreed, dan is er ook geen sloop nodig van de woningen direct langs de dijk, zodat er een grotere kans is op draagvlak bij de omwonenden.

Innovatieve manieren van dijkversterking. Illustratie Marcel Groenen.

Welke methode waar het beste geschikt is, wordt voor een deel bepaald door de lokale omstandigheden: waar bestaat de dijk uit, hoe zit het met de ondergrond, wordt de dijk vooral bedreigd door afschuiven, onderloopsheid of een combinatie van beide, hoe bouwt de waterspanning in de dijk zich op, welke ruimte is er beschikbaar, en hoe zit het met overlast voor de omgeving? Daarnaast spelen zaken als beheer en onderhoud. Die zijn voor bijvoorbeeld de waterontspanner intensief, iets wat de waterschappen liever niet hebben. Bij geotextiel moet nog blijken hoe lang dat zich goed houdt. En bij alle methoden geldt nog de vraag: worden ze bij grootschalige toepassing inderdaad flink goedkoper?


Building with Nature

Bij het toepassen van Building with Nature valt op dat de voetafdruk van de waterkering flink wordt vergroot, precies andersom dan bij de hierboven genoemde dijkinnovaties. Wat ze gemeen hebben, is dat ze worden uitgevoerd richting het water, daar waar er ruimte genoeg is. Met een lange zeekust en de brede zeearmen in Zuidwest-Nederland zijn er dus kansen genoeg om deze aanpak verder uit te bouwen.

Dijkversterking met een brede vooroever van zand.

Ruimtelijke kwaliteit

De combinatie van dijkversterking en ruimtelijke kwaliteit vlot nog niet zo. Er zijn hooguit wat kleinere projecten. Ondertussen is er wel een rijke bibliotheek aan het ontstaan met de meest fantastische ontwerpen voor een nieuw type dijklandschap. Want hoe oogstrelend en uitnodigend al de artist’s impressions ook zijn, op de waterveiligheid zijn ze niet getoetst. En dus zijn ze voor de waterschappen vooralsnog een ver-van-hun-bedshow, waar ze in de praktijk niet veel mee kunnen.

Het onderzoeksprogramma Landscaping and Flood Defences onder supervisie van prof.dr.ir. Matthijs Kok, hoogleraar Waterveiligheid aan de TU Delft, probeert tussen de twee werelden een brug te slaan. Doel is ruimtelijke ontwerpen zo op te zetten dat ze ook antwoord geven op de vraag of ze voldoende waterveiligheid bieden en wat de ermee verbonden kosten zijn, zodat die zijn af te wegen.

De buitendiepwand combineert dijkversterking met een openbaar wandelpad. Illustratie DeFacto.

Buitendiepwand

Een voorbeeld waar de opgave voor waterveiligheid en het ruimtelijk ontwerp wel goed is gecombineerd, is de buitendiepwand van het bureau DeFacto. In de hoek van de dijk staat de damwand niet ín de dijk, maar vóór de dijk in het water, en hij dient tegelijkertijd als een openbaar wandelpad aan de rand van de rivier. Het ontwerp van architect Anne Loes Nillesen is onderdeel van het dijkversterkingsonderzoek Alblasserwaard-Vijfheerenlanden.

Lees het hele dijkenverhaal in het mei-nummer van De Ingenieur dat komende dinsdag verschijnt.