De groei van de Nederlandse technologiestartups dreigt tot stilstand te komen. Daarvoor waarschuwt startup-motor Techleap in zijn jaarlijkse State of Dutch Tech-rapport. Volgens Constantijn van Oranje, special envoy van Techleap, vormt vooral de beschikbaarheid van talent de sleutel tot succes.


De potentie van de Nederlandse technologiestartups is enorm, maar er is een structurele investering nodig om van de sector daadwerkelijk de banenmotor van de toekomst te maken, stelt Techleap, de non-profitorganisatie die startups en scaleups helpt groeien. Vanwege terughoudendheid van investeerders groeien startups in ons land minder snel dan in de ons omliggende landen. 

Het lukte ruim twee derde van de startups afgelopen jaar niet om tijdig voldoende startkapitaal aan te trekken, stelt Techleap in het rapport, dat Van Oranje woensdag 6 maart op het State of Dutch Tech-evenement in Den Haag aanbood aan minister Mickey Adriaansens van Economische Zaken en Klimaat. Startups die daar wel in slagen, doen er gemiddeld zes jaar over om vervolginvesteringen aan te trekken.


Nederlandse bedrijven lopen achter

Daarmee lopen Nederlandse bedrijven een jaar achter op het Europese gemiddelde, en zelfs twee jaar op Amerikaanse bedrijven. De afhankelijkheid van buitenlands geld is bovendien groot. In 85 procent van de grote investeringsronden zijn buitenlandse geldschieters betrokken.

‘We zijn nog altijd erg afhankelijk van buitenlands kapitaal’, merkte Van Oranje op bij de presentatie van het rapport. ‘Zeker in de scaleup-fase van investeringen zien we nauwelijks nog Nederlands investeringsgeld.’


Tekort aan talent

De werkgelegenheid in de sector groeide in het afgelopen jaar wel met 6 procent. Een van de oorzaken daarvan is een tekort aan beschikbaar gespecialiseerd talent, bijvoorbeeld voor functies als software engineer of datawetenschapper.

Van de werknemers in technologiestartups is nu al 29 procent buiten Nederland geboren, aldus het rapport. Volgens Techleap is er in Nederland nog veel te winnen op het gebied van internationaal talent en een diverse, inclusieve afspiegeling binnen organisaties.

‘Het belangrijkste aandachtspunt moet zijn talent, talent en talent’, zei Van Oranje ‘Maar daarnaast moet er ook meer groeikapitaal bijkomen.’ Een structurele investering in de techsector is volgens Techleap noodzakelijk, omdat deze bedrijven innovatieve oplossingen bieden voor de grote maatschappelijke opgaven van dit moment, zoals zorg en klimaat. 
 

Halfgeleiders populair bij investeerders
Bij het aantrekken van kapitaal springen de domeinen zorg (591 miljoen euro), voeding (257 miljoen euro) en halfgeleiders (216 miljoen euro) eruit. Met name de halfgeleiders zetten een forse groei door: van 14 miljoen euro in 2019 naar 216 miljoen euro in 2023. Op Europees niveau valt op dat de financiering voor energietechnologie enorm toeneemt. In vijf jaar tijd vervijfvoudigden investeringen hierin van 2,81 miljard naar 15,08 miljard euro.


Nederland deeptech-land

Hoewel de Nederlandse techsector nog altijd een van de best presterende van Europa is, liepen investeringen in het afgelopen jaar terug met 25 procent. Vergeleken met andere Europese landen doen Nederlandse startups het volgens Van Oranje vooral goed op de gebieden van zorg, voedsel en halfgeleiders.

In Nederland is bijna de helft van de investeringen (48 procent) in het afgelopen jaar naar deeptech gegaan, een sector die zich kenmerkt door lange, uiterst kostbare onderzoeks- en ontwikkelingstrajecten.

‘Er is een enorme potentie om van Nederland een echt “deeptech-land” te maken, regionale specialisaties te omarmen en Nederlandse scaleups door te laten stoten op de internationale markt’, stelde Van Oranje. Hij voegde daaraan toe dat het economische succes van ons land samenhangt met het al dan niet slagen van de pogingen om de aanwezige wetenschappelijke kennis en technologie om te zetten in succesvolle bedrijven. ‘Daarvoor is een ambitieus vestigingsklimaat nodig en een open economie, met voldoende kapitaal en talent om bedrijven te laten groeien.’



'We doen niet genoeg'

Intussen doet Nederland het helemaal zo slecht nog niet, concludeerde minister Adriaansens uit het rapport. ‘Maar doen we genoeg? Dat denk ik niet. We moeten mĂ©Ă©r doen, duidelijker uitspreken welke uitdagingen er liggen en innovatiever zijn om die aan te pakken.’

Scheidend ASML-topman Peter Wennink, ook aanwezig bij de uitreiking van het rapport in Den Haag, wees de minister er op dat het enorme, wereldwijde succes van zijn bedrijf te danken is geweest aan de beschikbaarheid van talent, aan toegang tot kapitaal en aan vruchtbare samenwerkingen. ‘ASML zou niet hebben bestaan als de regering veertig jaar geleden niet veel geld in ons had geïnvesteerd’, zei Wennink.


Academische vrijheid

Niet alleen de regering kan stappen zetten, door bijvoorbeeld het investerings- en vestigingsklimaat te bevorderen en de infrastructuur beter op orde te krijgen, ook de academische instellingen kunnen zich anders opstellen, zei Wennink. ‘Ik ben kritisch op de universiteiten. Die koesteren hun academische vrijheid en hebben het gevoel dat die wordt geschonden als ze samenwerking aangaan met bedrijven.’

Volgens Wennink moeten de universiteiten zich juist veel meer voor dergelijke samenwerkingen openstellen. ’De opgaven waarvoor we als samenleving staan zijn zo immens groot. Als je die niet oppakt, dan vind ik dat onverantwoord handelen. Hoe groter de problemen, des te groter de benodigde innovaties.’


Beeld: Techleap