Wie zijn het grootste slachtoffer van de AI-hype, vraagt columnist Felienne Hermans zich af.
 

Je kon erop wachten, maar de AI-hype lijkt over zijn hoogtepunt heen te zijn, en hard op weg naar de trough of disillusionment (dal van desillusie) die altijd volgt op opgeblazen verwachtingen. Acht van de tien Amerikanen denken niet dat bedrijven AI op een verstandige manier kunnen inzetten en hier en daar zie je op internet al AI-teksten verschijnen die niet kloppen.

AI’s zijn nu eenmaal geprogrammeerd om altijd een antwoord te geven, ook als het niet correct is. Zo gaat de kwaliteit van het internet steeds verder omlaag, een proces dat de Amerikaanse auteur en journalist Cory Doctorow enshittification heeft genoemd.

Lange tijd dacht ik dat deze trend de grootste impact zou zijn van AI: we weten niet meer of wat we lezen, horen of zien, waar is en dus erodeert het medium waarop we de afgelopen decennia allemaal goeddeels gratis van alles en nog wat hebben kunnen leren. Ook geeft het mensen een gemakkelijk excuus als er informatie over hen verschijnt die ze onwelgevallig is: dan is het gewoon door AI gemaakt, een strategie die de Amerikaanse oud-president Trump onlangs nog toepaste.

AI erodeert het medium waarop we de afgelopen decennia van alles hebben kunnen leren

Behalve over de kwaliteit van content maakte ik me zorgen over de impact op het milieu. AI zal over een paar jaar net zoveel CO2 uitstoten als heel Nederland, dus in ­zekere zin hebben we al die zonnepanelen en windmolens enkel geïnstalleerd zodat we nu kekke plaatjes kunnen genereren en sneller documenten kunnen produceren, die andere mensen weer met AI gaan samen­vatten. Twintig tot vijftig interacties met een AI-model kosten bij elkaar zo een halve liter water, dus dat telt op!

Maar zoals zo vaak het geval is, had een kleine interactie met leerlingen op school de meeste impact. Ik denk nu dat de huidige generatie schoolgaande kinderen het grootste slachtoffer zijn van de AI-hype. De generatie die met corona, het lerarentekort en afnemende geletterdheidscijfers al zoveel verloren heeft. 

‘Mevrouw’, vroeg een leerling uit 5 vwo mij laatst, ‘Waarom zou ik nog leren programmeren? Dat kunnen computers ook!’ Dit is een vraag van alle tijden; ik vroeg me als tiener, met prille inter­net­toegang, ook af waarvoor kennis van het Duits goed zou zijn. En generaties voor mij stelden die vraag vast ook ‘want woordenboeken’. 

Ooit was het eensluidende antwoord van leraren en ouders daarop dat je echt niet alles kunt opzoeken. Een zinnig antwoord, maar in een wereld waarin zoveel volwassenen roepen dat AI straks echt heus alles supergoed kan, overtuigt dit mijn leerlingen niet langer.

Het is ook maar het halve verhaal. Een veel mooier antwoord is dat iets leren (wat het ook is) je zelfvertrouwen geeft, dat iets je kan lukken en dat dat misschien wel langer meegaat dan de kennis zelf. En met kennis open je een wereld aan nieuwe ideeĂŤn, plannen en perspectieven.

Het idee dat computers alles al kunnen is niet alleen onzin en slecht voor het milieu, maar berooft een hele generatie kinderen van het plezier van iets leren. Zij zijn de echte verliezers van de volwassenen die nu gouden AI-bergen beloven.


Tekst: Felienne ­Hermans, hoogleraar Computer Science Education aan de Vrije Universiteit Amsterdam
Foto: Erik van 't Woud