Waarom zijn er zoveel instituten voor AI?
Deze maanden hebben maar liefst drie verschillende centra voor artificiële intelligentie (AI) in Nederland hun deuren geopend. Heeft de hype op het gebied van kunstmatige intelligentie een wildgroei veroorzaakt? Of heeft Nederland juist nog meer AI nodig
De TU Eindhoven opende begin september een eigen lab voor kunstmatige of artificiële intelligentie (AI). Dit Eindhoven Artificial Intelligence Systems Institute (EAISI, spreek uit als easy) focust zich op kunstmatige intelligentie in machines en systemen. Half september kwam de Radboud Universiteit Nijmegen met het Radboud Center for Artifical Intelligence, waarin al het huidige onderzoek op AI-gebied van de universiteit wordt gebundeld. En werkgeversorganisatie VNO NCW introduceert deze maand de Nederlandse AI-coalitie (NL AIC), die moet lobbyen voor een nationale AI-agenda, met bijbehorende subsidies.
En dit is alleen nog maar de recente oogst aan Nederlandse AI-instituten. Als paddenstoelen springen ze het afgelopen jaar uit de grond, als reactie op de mondiale hype rond kunstmatige intelligentie. Utrecht, Amsterdam, Delft – overal zitten hubs voor onderzoek naar en ontwikkeling van artificiële intelligentie. Vaak werken ze samen met lokale bedrijven, die smachten naar hoogopgeleide AI-kenners die met intelligente algoritmes processen kunnen versnellen of verbeteren. Waar komen al die instituten vandaan? En is het echt nodig dat elke (middel)grote stad een eigen AI-centrum heeft?
Nederland loopt achter op de wereld
‘Nederlandse universiteiten – vooral de niet-technische – hebben een lange traditie met AI’, vertelt prof.dr. Maarten de Rijke, directeur van het ICAI, een overkoepelende organisatie voor AI-labs door het hele land. ‘In de jaren tachtig en negentig vond al onderzoek plaats naar technieken die nu worden toegepast. Wij als ICAI helpen om die kennis nu verder uit te breiden en bij bedrijven te brengen.’
Daarvoor richt het ICAI labs op, samenwerkingen tussen universiteiten en ondernemingen, waarbij een bedrijf genoeg interessante data in huis moet hebben om de promovendi van een universiteit noemenswaardig onderzoek te laten doen. Sinds de oprichting van ICAI zijn er al tien labs opgezet. ‘Voor het eind van het jaar willen we er twaalf hebben, en eind 2020 hopen we op twintig labs.’ Die groei laat ook zien hoeveel vraag er naar AI-onderzoek is.
Het is goed dat AI-onderzoek overal in een stroomversnelling komt.
‘Nederland en Europa lopen achter op het gebied van kunstmatige intelligentie’, stelt prof.dr. Tibor Bosse van de Radboud Universiteit. ‘China en de Verenigde Staten domineren nu de AI-innovatie, respectievelijk via de staat en Silicon Valley. Nederland heeft niet eens een nationale AI-agenda, waardoor wij zelfs achterlopen op buurlanden als Frankrijk, België en Duitsland.’
De Nederlandse AI-coalitie (NL AIC) is op 8 oktober van start gegaan en moet aantonen dat kunstmatige intelligentie een zaak van landsbelang is, en dat er geld nodig is om talent aan te trekken en vast te houden in Nederland. Maar subsidies kunnen ook helpen om AI-ontwikkeling centraal te ontwikkelen en zo te voorkomen dat de verschillende instituten dubbel werk doen.
Dat betekent volgens De Rijke niet dat al het onderzoek op één centrale plek moet gebeuren. ‘We moeten een balans vinden tussen versnippering en dubbel werk aan de ene kant, en brede ontwikkeling in allerlei verschillende regio’s, die dan allemaal de vruchten kunnen plukken, aan de andere kant. Een centraal Europees AI-centrum is bijvoorbeeld een slecht idee: dan trek je talent uit andere landen naar die ene plek, en heb je niet genoeg bedrijven in de buurt om de talenten neer te zetten.’
Instituten hebben geen rooie cent
Het is dus goed dat Nijmegen en Eindhoven elk met een eigen AI-centrum komen, ook omdat ze beide een andere niche bedienen. ‘De TU Eindhoven is goed met machines en ons AI-onderzoek zal zich daar ook op focussen’, licht dr.ir. Carlo van de Weijer, directeur van het nieuwe EAISI, toe. ‘Zelfrijdende auto’s, operatierobots en de hightechindustrie, daar gaan wij kunstmatige intelligentie toepassen.’ Dat er gedeeltelijke overlap is met andere universiteiten, zoals het gezondheidsonderzoek van de Universiteit Utrecht, is geen probleem. ‘Wij weten meer van de machines die helpen bij de zorg, zij weten meer van het menselijk lichaam en hoe je kunstmatige intelligentie daarin wegwijs maakt. Daar hebben we elkaar al gevonden voor samenwerking.’ Voor Van de Weijer kan er niet genoeg AI-onderzoek zijn. ‘We hebben in de toekomst duizenden studenten nodig die zich bezighouden met AI. Dat kun je niet op één universiteit doen.’
De Radboud Universiteit zag hoe andere universiteiten en instituten succes hadden met kunstmatige intelligentie en wilde daar een graantje van meepikken. ‘We hebben al dertig jaar uitstekend onderzoek in dit vakgebied, maar het was versnipperd over verschillende faculteiten. Het nieuwe centrum geeft smoel aan onze AI-divisies’, vertelt Bosse. ‘En we focussen ons op responsible AI, dat vanuit fundamenteel onderzoek een positieve bijdrage aan mens en maatschappij levert. Daarnaast vormt publiek-private samenwerking een kernpunt; hier in Gelderland is veel interesse vanuit het bedrijfsleven.’
Voor één onderzoeksgebied van het nieuwe AI-centrum krijgt het Radboud extra geld, namelijk de gezondheidstak. Daarin werken de Radboud Universiteit en het Radboud UMC samen met het ICAI. Verder gaf het college van bestuur een miljoen om het centrum op te zetten en te ondersteunen. Het centrum van Eindhoven krijgt geld van de universiteit dat voorheen naar andere plekken ging. Het totale budget bedraagt twintig miljoen euro per jaar. Van de Weijer: ‘Als je dat soort budgetten achter AI-onderzoek zet, kun je als Nederland best wat betekenen op dit gebied.’ En het ICAI zelf? ‘We hebben geen rooie cent’, vertelt De Rijke, ‘maar we hebben wel ervaring en kennis over hoe je een lab goed opzet, en daar helpen we bij. Het geld voor die labs komt van bedrijven en universiteiten.’
Wildgroei aan AI-onderzoek
Maar door een gebrek aan centrale regeling is overlap onvermijdelijk. En ook niet elke universiteit zal zich op één niche focussen. Bosse: ‘Omdat ons onderzoek al jaren bij verschillende faculteiten zit, is het lastig om één expertise aan te wijzen. We zijn goed in medische beeldanalyse, AI en taal, en het verband tussen het menselijke brein en kunstmatige intelligentie. Al die takken zullen aandacht krijgen in het centrum.’ Utrecht zit ook al aan de zorgkant, en het wordt een van de pijlers van Eindhoven. Maar voor de gezondheidszorg is dat geen probleem, weet De Rijke. ‘Dat is zo’n groot domein, waar je zo veel kunt ontwikkelen, daar zijn verschillende centra voor nodig. Het is toch ook niet raar dat er meerdere universitair medische centra zijn in Nederland?’
Sowieso ziet De Rijke nog geen wildgroei. ‘Het is goed dat AI-onderzoek overal in een stroomversnelling komt. In Eindhoven halen ze de achterstand die ze hebben op de brede universiteiten, snel in.’ Van de Weijer: ‘Over vijf jaar willen we zorgen dat een kwart van alle studenten AI in het portfolio heeft. En als je goed afstemt welke niche elke universiteit bedient, is er geen probleem met overlap.’
De grote vraag is hoe je het goed afstemt. Want als universiteiten op de regio focussen, moeten ze brede AI-kennis hebben om elk bedrijf te bedienen. Focussen ze op één onderwerp, dan is het de vraag of er genoeg afzetmarkt in de buurt is. Dat is ook waarom het ICAI hoopt op centrale regie vanuit de overheid. ‘We willen graag dat de overheid ziet dat er AI-investering nodig is, met kennis- en talentontwikkeling. Dan wordt het zinvol om te coördineren waar welk geld terechtkomt. ICAI kent de sterktes van elke AI-hub en vindt dat een landelijke AI-agenda die sterktes moet volgen.’
Of de partijen die niet bij ICAI horen het daar mee eens zijn? Bosse: ‘Een onderdeel van ons AI-centrum heeft zich ook aangesloten bij ICAI. Maar de eisen om er bij te komen zijn best streng. Uiteindelijk is het een keuze of je er bij wilt horen of niet.’
Steun uit Den Haag
Het lijkt misschien alsof drie AI-initiatieven in twee maanden veel is. Maar wie beter kijkt, ziet juist heel verschillende initiatieven: van een lobbyclub tot rebranding van bestaand onderzoek en een echt nieuw onderzoekscentrum met budget. Maar met de verwachting van het ICAI dat er nog veel meer kleine en grotere labs bij komen op allemaal plekken in het land, wordt de behoefte aan centrale regie mogelijk ook groter. Tot nu toe heeft de overheid nog geen concrete toezeggingen gedaan. De vraag is hoe groot de Nederlandse AI-sector kan worden zonder steun vanuit Den Haag. Ook is het de vraag of al het talent dat de universiteiten afleveren, niet op zoek gaat naar grotere uitdagingen en investeringen aan andere kanten van de wereld. Willen we dat voorkomen, dan is er misschien meer nodig dan eilanden van AI-excellentie in de polder.