Het topsectorenbeleid, dat bedoeld is om de innovatiekracht van Nederland te versterken, moet scherpere keuzes maken, aldus een gister uitgebracht advies. Er moet ook een plek zijn voor grote maatschappelijke thema's zoals de energietransitie.

Het is een wat merkwaardig advies van de Adviesraad voor Wetenschap en Technologie en Innovatie, die het rapport gisteren overhandigde aan minister Kamp. Aan de ene kant valt er scherpe kritiek te lezen, maar andere kant moet de bestaande aanpak worden voortgezet, zij het met flinke aanpassingen.

Het topsectorenbeleid is in 2012 door de toenmalige minister Verhagen opgezet om de innovatiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven te versterken. Het bouwde voort op het zogeheten sleutelgebiedenbeleid, waarbij de overheid extra middelen beschikbaar stelde voor de sectoren van de Nederlandse economie met een sterke internationale concurrentiepositie. Dit beleid brak met het meer liberale adagium van het generiek innovatiebeleid, waarbij er geen onderscheid wordt gemaakt naar de concurrentiekracht van sectoren. Er werden negen topsectoren aangewezen, waaronder Chemie, High Tech, Energie en Water.

Jaarlijks gaat er in de vorm van subsidies, belastingfaciliteiten en onderzoeksgelden een kleine 1,2 miljard naar het topsectorenbeleid. Daarmee vormt het een van de grote innovatie-instrumenten van de overheid. De Adviesraad blikt nu terug en komt met aanbevelingen om die 1,2 miljard efficiënter te besteden.

Wat voor kritiek valt er te lezen?

Niet erg selectief

Het topsectorenbeleid moest mikken op de sectoren en bedrijven die op basis van innovatiekracht de Nederlandse economie de beste groeikansen geven. Uiteindelijk bestrijkt het topsectorenbeleid ruim driekwart van wat het bedrijfsleven aan Research & Development investeert, dus erg selectief is het beleid niet. ‘Van keuzes voor en concentratie op bewezen sterktes is maar weinig terecht gekomen.’, aldus de Adviesraad.

Nauwelijks extra investeringen bedrijfsleven

Een van de achterliggende doelen van het topsectorenbeleid was dat het bedrijfsleven flink meer zou investeren in Research & Development. Vergeleken met andere hoogontwikkelde landen blijven die sterk achter. De Adviesraad signaleert echter niet meer dan een lichte stijging ‘die ook verklaard kan worden door het aantrekken van de economische groei’. Ook deze doelstelling is dus niet gehaald.

Vage doelen en criteria

Het topsectorenbeleid is een organisatiemodel om onderzoeksgelden te koppelen aan wetenschappelijk onderzoek, een ‘gesprekstafel’ tussen overheid, bedrijfsleven en de wetenschap. Maar wil daar iets uit komen, en om resultaten toetsbaar te maken, dan zijn heldere doelen en criteria nodig, en daar ontbrak het aan, signaleert de Adviesraad. ’De doelstellingen van de topsectorenaanpak zijn onduidelijk, en geleidelijk steeds onduidelijker geworden, ook de grenzen van de aanpak zijn niet helder.’

Te veel een besloten netwerk

De aanpak via sectoren heeft ertoe geleid dat er soms sterk is geleund op bestaande samenwerkingsverbanden. Grote bedrijven in die sector kregen bovendien een dominante rol. Er was weinig ruimte voor initiatieven buiten de bestaande sectorpaden, signaleert de Adviesraad. Voor innovaties die over de sectoren heen gaan zijn er extra barrières en nieuwkomers en uitdagers krijgen maar moeilijk toegang.

Aanpassen, niet afschaffen

Stevige kritiek zou je zeggen, maar de Adviesraad voor Wetenschap Technologie en Innovatie voelt geen behoefte om het gehele concept van het topsectorenbeleid over boord te zetten. Want er geldt inmiddels het adagium dat voor het bedrijfsleven continuïteit van het innovatiebeleid het allerbelangrijkste is. Het gaat de Adviesraad dus vooral om aanpassen en aanscherpen.

Deels blijft de Adviesraad hangen in algemeenheden. Zo pleit de raad voor heldere doelen en criteria, wat gezien de kritiek hierboven logisch is. Wat moet dat doel dan zijn? Duurzame economische groei en ontwikkeling. ‘Via het faciliteren van innovatie draagt het topsectorenbeleid bij aan de concurrentiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven.’ Met zo’n doel is niks mis, maar of dat nu zo veel anders is dan in 2012 bij de start van het topsectorenbeleid werd bedacht?

Koplopers

Iets soortgelijks geldt voor de criteria. De Adviesraad noemt een gemeenschappelijke missie, krachtige en innovatieve bedrijven die tot de koplopers behoren, een sterke kennisbasis en een gecommitteerde overheid. Ook niet echt erg selectief, behalve dan waar de Adviesraad uitdrukkelijk de koplopers noemt, en ervoor pleit om voor het midden- en kleinbedrijf, dat vaak meer behoefte heeft aan toegang tot bestaande technologie, een apart innovatieprogram op te zetten, los van het topsectorenbeleid.

Maatschappelijke uitdagingen

Veel scherper is de Adviesraad als het gaat om maatschappelijke uitdagingen. Gaandeweg is van het topsectorenbeleid de verwachting gewekt dat het zou helpen die maatschappelijke uitdagingen aan te pakken, maar daar was het beleid helemaal niet voor bedoeld.

De Adviesraad pleit voor een uitdrukkelijk onderscheid tussen beide, maar beide moeten wel een plek krijgen in het innovatiebeleid. Voor de concurrentiekracht blijft er de term topsectoren en voor het de maatschappelijke uitdagingen introduceert de Adviesraad de term topthema’s, waarbij elk zijn eigen aanpak verdient.

Waar het gaat om versterking van die concurrentiekracht is vooral het bedrijfsleven met de kennisinstellingen aan zet, eigenlijk zoals het nu gaat in het topsectorenbeleid.

Waar het gaat om maatschappelijke uitdagingen heeft de overheid een veel grotere rol . De Adviesraad denkt daarbij aan topthema’s als  energietransitie, duurzame mobiliteit, veranderingen in de zorg, enzovoorts. ‘Die transities stellen een veel hogere eisen aan coördinatie.(…) Daarvoor is een overheid nodig die een systeemaanpak ontwikkelt en een verbindende en coördinerende rol neemt.’ Als voorbeeld noemt de Adviesraad dat er voor de topsector Energie een taskforce moet komen die missiegedreven innovatieprogramma’s samenstelt.

De openingsfoto is ontleed aan de kaft van het advies van AWTI.