In de twintigste eeuw maakten schilders als Picasso en Mondriaan gebruik van het pigment titaanwit om witte verf te maken. Krijgt deze verf echter te veel ultraviolet licht, dan verpulvert hij. De Delftse promovenda Birgit van Driel ontwikkelde daarom een test om het verkeerde witte pigment te herkennen. Ze raadt beheerders van collecties en privéverzamelaars aan om schilderijen aan deze test te onderwerpen, zodat ze beschermende maatregelen kunnen nemen.

Read this article in English

Hoe groot het probleem is, is niet bekend. ‘Maar we weten dat er rond het midden van de vorige eeuw veel gebruik is gemaakt van dit problematische pigment’, zegt Birgit van Driel. Ze hoopt morgen, 9 mei, aan de TU Delft te promoveren op haar onderzoek.

Tot de kunstenaars die titaanwit in hun werken gebruikten, behoren grote namen als Pablo Picasso, Piet Mondriaan en Jackson Pollock. De beroemdste werken van deze schilders worden verhandeld voor bedragen die in de tientallen miljoenen euro’s lopen.
 

Tandpasta

Titaanwit was (en is) een alternatief voor het loodwit dat lange tijd werd gebruikt, maar waarvan duidelijk werd dat het erg ongezond is. Titaanwit is chemisch gezien hetzelfde als titaandioxide, TiO2. Dit is een bekende witte stof, die trouwens ook wordt gebruikt in zonnebrandcrème, cosmetica en tandpasta.

Er bestaan honderden varianten van titaanwit, zegt Van Driel. Een deel daarvan is goed; die stoffen voorkomen juist de degradatie van de verf onder invloed van ultraviolet licht (uv). Maar de slechte varianten verdienen extra aandacht, omdat die schilderijen versneld kunnen laten slijten.
 

Halfgeleider

Het proces dat daarvoor zorgt, heet fotokatalytische degradatie en daarvan is goed bekend hoe het werkt. Doordat titaniumdioxide een halfgeleider is, zorgt het licht dat erop valt ervoor dat een elektron naar de geleidingsband schiet en een gat achterlaat, waardoor een elektron-gatpaar is ontstaan. ‘Vervolgens kunnen er twee dingen gebeuren. Elektron en gat kunnen weer snel recombineren en dan is er niets aan de hand. Maar ze kunnen ook naar het oppervlak van het pigmentdeeltje migreren en daar een reactie aangaan met zuurstof of water. Daarbij ontstaan radicalen en die breken het bindmiddel in de verf af’, legt Van Driel uit. De verf verandert daardoor in poeder, dat nog slechts losjes aan het oppervlak van het schilderij hecht.

We zien nu nog weinig degradatieproblemen bij schilderijen, maar de klok tikt.

Veroudering versneld


Om een beter begrip te krijgen van het verouderingsproces in de witte verf van schilderijen, deed Van Driel in het laboratorium proeven waarbij de veroudering werd versneld. Ze legde dunne streepjes witte verf neer op basis van verschillende pigmenten en onderwierp die aan verschillende doses uv-licht. ‘De zwaarste dosis is te vergelijken met zeven jaar in daglicht of een jaar of duizend in een donkere museumruimte.’

Birgit van Driel tijdens het bereiden van witte olieverf.

Uit deze experimenten blijkt dat de verpulvering van met slechte pigmenten bereide witte verf kan beginnen na honderd tot een paar honderd jaar. ‘De oudste schilderijen met die witte verf zijn nu nog maar een jaar of honderd oud, dus we zien nog weinig degradatieproblemen. Maar de klok tikt.’

Ook werkte Van Driel aan een test waarmee ‘slechte’ witte pigmenten zijn te identificeren. Deze zogeheten photocatalytic activity indicator test bestaat uit een inkt die van kleur verandert als hij in contact komt met een slechte variant van titaanwit. Overigens bestond deze kleurtest al; normaal gesproken wordt hij gebruikt voor het testen van zelfreinigende tegels en glas.
 

Preventief

Maar wie heeft er nu eigenlijk iets aan die test? Van Driel: ‘Mijn promotieonderzoek is preventief van aard. We weten dat er een probleem is met een aantal behoorlijk dure schilderijen, maar we weten niet hoe groot het probleem is. Ik wil met dit onderzoek ook het probleem op de kaart zetten, want er is in de modernekunstwereld nog nauwelijks besef van de ernst van het probleem.’

Van Driel raadt musea en privékunstbezitters aan om hun werken te laten testen. Daar zal het schilderij niet onder lijden, want hierbij wordt maar een microscopisch flintertje verf van het doek geschraapt. Daar gaat vervolgens in het lab de inkttest overheen.
 

UV-licht voorkomen

Mocht blijken dat een schilderij is gemaakt met het problematische pigment, dan kunnen museumeigenaren een paar maatregelen nemen, die allemaal zijn gericht op het zoveel mogelijk voorkomen dat er uv-licht op het doek valt. Ten eerste kunnen ze speciaal glas voor het schilderij zetten, dat uv-licht eruit filtert. Ook kunnen ze voor de tentoonstellingsruimte speciaal uv-werend glas gebruiken. En ten slotte zouden ze voor ledlampen kunnen kiezen om de schilderijen mee te belichten, want die geven veel minder UV-licht af. ‘Als je van de hele collectie precies weet wat de meest kwetsbare werken zijn, dan kun je heel gericht investeringen doen om ze te beschermen.’

Openingsbeeld: een meting met röntgenstraling identificeert verschillende elementen, waarmee onderscheid wordt gemaakt tussen titaanwit, zinkwit en loodwit. Alle beeldmateriaal Birgit van Driel.