Zo'n 75 procent van het recyclebare plastic wordt nu nog verbrand. Hoog tijd om daarmee te stoppen, betoogt Jos Keurentjes.
 

Bij het circulair maken van de kunststofketen gaat de meeste aandacht tot nu toe uit naar zaken als circulair ontwerpen, minder en langer gebruiken van plastics, optimaal inzamelen en het ontwikkelen van methoden voor geavanceerde sortering en recycling.

Op dit moment wordt echter nog zo’n 75 procent van het recyclebare plastic verbrand. Natuurlijk, investeren in kwantiteit en kwaliteit van recyclaat is nodig, maar daarnaast kan een verbod op de verbranding van kunststoffen een wezenlijke bijdrage leveren aan het verkleinen van de behoefte aan fossiele brandstoffen en de daarmee samenhangende CO2-uitstoot.

De transitieagenda kunststoffen uit 2018 kent als uitgangspunt dat er vanaf het jaar 2050 geen fossiele bronnen meer worden gebruikt als grondstof voor kunststoffen. Het grondstoffengebruik moet dus verschuiven van fossiele naar biobased koolstof, uit biologische materialen en CO2 uit de lucht. Dit vraagt om een enorme verandering van de huidige kunststofproductie.

Ook valt te verwachten dat op basis van biogene koolstof andere materialen zullen worden geproduceerd, met andere technologieën. Ons ambitieniveau voor 2030 is dat dan 15 procent van de plastics biobased is. Dit is nog slechts een begin, er zijn nog veel grote innovaties en ontwikkelingen nodig.

In discussies rond circulariteit wordt vaak vergeten dat er altijd sprake is van een ‘lekstroom’: tijdens alle fasen van de levenscyclus van kunststoffen komt er plastic in het milieu terecht. Daar breken deze plastics op tot microplastics die zich vervolgens in onze voedselketen ophopen.

Er is inmiddels voldoende bewijs voor de negatieve gezondheidseffecten van deze microplastics. Nederland is in dit opzicht bijzonder goed georganiseerd, maar toch bedraagt deze lekstroom nog zo’n tienduizend ton per jaar.

Om de vorming van microplastics te voorkomen vraagt dit om het ontwikkelen van kunststoffen met een op de toepassing toegesneden degradatiegedrag; landbouwplastic moet misschien een levensduur hebben van vijf jaar, terwijl een plastic zakje binnen een jaar verdwenen moet zijn. Werkelijk biodegradeerbare kunststoffen bestaan op dit moment nauwelijks.

We staan pas aan het begin van de transitie naar een circulaire kunststofketen. Met de huidige inzet zullen we niet voldoen aan de voorwaarden voor een gesloten kunststofketen in 2050. Alleen met forse investeringen, technologische innovaties en stevige beleidsmatige inzet en regelgeving kan de noodzakelijke transitie in versnelling worden gebracht.

Dit alles vraagt om een grootschalige transformatie van productie- en waardeketens die van groot belang zijn voor de Nederlandse economie. Om op termijn een licence to operate te behouden zijn drie zaken van groot belang: de transitie van het gebruik van fossiele naar biogene koolstof, het ontwikkelen van materialen met een toepassingsafhankelijke biodegradeerbaarheid en het sluiten van de ketens via hergebruik en recycling.

Dit is een enorme opgave, maar tegelijk ook een gelegenheid om deze bedreiging voor economie, milieu en volksgezondheid om te zetten in een kans voor de Nederlandse industrie en kenniswereld. Bovenstaande vraagt om substantiële onderzoek- en innovatieprogramma’s om tot productie en toepassing van materialen met de gewenste eigenschappen te komen, maar de juiste prikkels ontbreken op dit moment. Wet- en regelgeving kan helpen om die juiste balans tussen ‘wortel en stok’ te vinden en de urgentie die deze transitie nodig heeft te uiten.
 

Jos Keurentjes is voorzitter van het Transitieteam Kunststoffen en directeur van het UT Centre for Energy Innovation.


Dit artikel verscheen ook in het aprilnummer van De Ingenieur.


Openingsfoto: een berg afvalplastic. Foto: Depositphotos.com