Lance Armstrong heeft zeven keer de Tour de France gewonnen. Zeven keer. Dat zijn zeven edities waarbij miljoenen mensen naar een superspannende leugen hebben zitten kijken.


De tragiek van de succesvolle dopingcontrole: ineens is nummer twee de nummer één en was al die spanning en emotie allemaal om niks, een valse beleving. Alsof je tien jaar na dato hoort dat je allereerste, allesverzengende jeugdliefde er destijds een scharrel naast had.

De enige manier waarop je er als toeschouwer op kunt vertrouwen dat je naar iets ‘echts’ zit te kijken, is als dopingcontroleurs alle dopinggebruikers er voor de wedstrijden uit vissen. Dat gaat niet gebeuren, want dopingcontroleurs kunnen niet preventief élk middel gaan testen dat mógelijk een stimulerend effect heeft.

Dus dopingcontrole is een wedstrijd die je niet kunt winnen. Waarom zou je die aangaan? Bovendien, waar leg je de grens? Is een hoogtestage doping? Een ribbelstrip op je pak die de luchtweerstand marginaal verkleint, maar je zelfvertrouwen enorm vergroot, is dat doping?

Als je niet kunt voorkomen dat sporters hulpmiddelen gebruiken, kun je maar beter zorgen dat iedereen toegang heeft tot alles. Sport moet niet langer gaan om menselijke prestaties, maar om prestaties. Punt. We noemen het free-sports. Je mag slikken, spuiten, je spieren laten vervangen door synthetische vezels, op hoogtestage gaan, alles. De enige voorwaarde is dat de atleet in leven blijft.

Het maakt niet uit hoe je over de finish komt, als je maar als eerste over de finish komt

Er zullen mensen zijn die zeggen dat het dan niet leuk meer is, dat sport juist gaat om de toewijding van atleten om steeds beter te worden, om het beste uit zichzelf te halen. Maar ook in de free-sports gaat het nog steeds om toewijding. Het maakt niet uit hoe je over de finish komt, als je maar als eerste over de finish komt. Dan gaat het, net als vroeger, nog steeds over hoe ver je bereid bent te gaan.

Degene die bereid is lichaamsdelen te wisselen, zijn of haar metabolisme aanpast, een neuraal netwerk in de hersenen laat inbouwen om sneller te kunnen reageren, die wint. Sport gaat dan draaien om de symbiose tussen mens en techniek, net als in de Formule 1. Je haalt niet het beste uit jezelf, maar zorgt dat techniek het beste uit jou haalt, een trend die in de maatschappij allang is ingezet.

Sport gaat draaien om de symbiose tussen mens en techniek

Dit maakt free-sports enorm interessant voor universiteiten, omdat die dan nieuwe biomechanische protheses, medische behandelingen en technische hulpmiddelen kunnen uitproberen. Dit zal een fantastische stimulans zijn voor de ontwikkeling van nieuwe technologieën.

En je kunt – net als bij de Formule 1 – een constructeurskampioenschap invoeren, dat bijhoudt welke universiteit de meeste winnaars heeft (om)gebouwd. Dat is een veel objectievere en leukere ranking dan rankings als de Times Higher Education of de Shanghai index.

Ik zeg niet dat de sport er menselijker van wordt, maar dan weten we tenminste wel weer dat de winnaar gewoon de winnaar is.

 

Dr.ir. Jasper van Kuijk is universitair docent Gebruiksgerichte Innovatie aan de TU Delft en cabaretier