Speurwerk
Gelukkig gebeurt het zelden, maar soms stort een constructie in. Op zo'n moment wordt een beroep gedaan op de expertise van forensische ingenieurs. Als ware detectives achterhalen zij de mogelijke oorzaken. Maar ook het voorkomen van schade aan gebouwen door bijvoorbeeld een terroristische aanslag behoort tot het werkveld van TNO-specialisten.
Missie De onafhankelijke onderzoeksorganisatie TNO verbindt mensen en kennis om innovaties te creëren die de concurrentiekracht van bedrijven en het welzijn van de samenleving duurzaam versterken. Daarvoor zetten de professionals van TNO al meer dan tachtig jaar hun kennis en ervaring in. TNO speelt een voortrekkersrol in de ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologieën en werkt, samen met partners, gericht aan transities in negen maatschappelijke domeinen die het samen met de stakeholders heeft geïdentificeerd: Bouw, maritiem & infra, Milieu, Defensie & veiligheid, Energie, Gezond leven, Industrie, Informatie & communicatietechnologie, Mobiliteit & logistiek en Strategische analyses & beleid. Doelgericht innoveren, dat is waar TNO voor staat, waarbij de kennis niet een doel op zich is, maar de praktische toepassing centraal staat. Hoofdkantoor Den Haag Vestigingen Circa veertig in binnen- en buitenland Werknemers Ruim 3200
www.tno.nl/nl/career/tno-als-werkgever
Ga er maar aan staan. Je arriveert bij een ingestort pand met de opdracht te achterhalen wat er precies is gebeurd. Waar de meeste mensen zich vertwijfeld zullen afvragen waar te beginnen, de enorme berg puin overziend, daar gaat ir. Huibert Borsje direct aan de slag. Als forensic engineer van TNO wordt hij ingeschakeld om de oorzaak van instortingen te achterhalen. Detectivewerk met ingenieursperspectief.
Het ging de afgelopen jaren enkele keren vreselijk mis. De parkeergarage bij het vliegveld van Eindhoven en de tribune van de Grolsch Veste in Enschede zijn maar twee van de voorbeelden. Beide bezweken nog tijdens de bouwwerkzaamheden, beide keren was het Borsje die onderzoek deed. ‘Zo’n forensische opdracht kan diverse doelen hebben, bijvoorbeeld het vaststellen van aansprakelijkheid’, zegt hij. ‘Maar het hogere doel is altijd: de exacte oorzaak vinden om problemen in de toekomst en herhaling te voorkomen.’
Bij TNO wordt al decennia onderzoek gedaan naar schade aan constructies: van gebouwen tot bruggen en sluizen. Maar pas de laatste jaren heeft forensic engineering een vlucht genomen. ‘Dat heeft geleid tot een bijna wetenschappelijke aanpak bij de reconstructie van schades’, stelt Borsje. ‘Ik durf wel te stellen dat TNO hierin wereldwijd tot de koplopers behoort.’
Een van de kenmerken van de TNO-aanpak is dat de forensisch ingenieur volkomen blanco aan zijn onderzoek begint. ‘Waar anderen vaak van bovenaf een aantal mogelijke oorzaken benoemen en deze onderzoeken, draaien wij dat 180 graden om. Als rechercheurs op een ‘plaats delict’ steken wij veel energie in het verzamelen van informatie uit het ingestorte deel van de constructie.’
Ingenieurskennis
Die informatie brengt de onderzoekers vervolgens tot de oorzaken, ook door uit te sluiten welke het níét kunnen zijn geweest. Zo leidden de vervormde, bezweken dakdelen van de Grolsch Veste tot de onvermijdelijke conclusie dat die al waren bevestigd terwijl de draagconstructie nog niet klaar was. Aan de bouwtekening mankeerde niets, alleen werd die niet gevolgd of er waren fouten in de uitvoering, licht Borsje toe.
Behalve de langdurige ervaring met forensisch ingenieurswerk is er nog een tweede reden waarom TNO een vooraanstaande positie inneemt in het vakgebied. Experts als Borsje gaan nooit alleen op onderzoek uit, maar altijd als onderdeel van een team waarvan ook materiaaldeskundigen en constructiespecialisten deel uitmaken. Bij TNO zijn die in de regel binnen de eigen organisatie te vinden, waardoor het onderzoek snel na de instorting al kan beginnen en er geen kostbare tijd verloren gaat.
De forensisch ingenieur heeft bij TNO natuurlijk de beschikking over een hightech instrumentarium, onder meer om geavanceerde simulaties te kunnen uitvoeren, maar wat het vak volgens Borsje zo mooi maakt is dat hij tegelijkertijd steeds weer moet teruggrijpen op haast ambachtelijke ingenieurskennis: hoe zit een constructie in elkaar? Hoe gedragen materialen zich? En hoe werken die twee met elkaar samen? Pas wanneer het lukt al die elementen in één scenario samen te brengen, kan de forensisch ingenieur tot zijn conclusies komen, stelt Borsje.
Kritische plekken
De kennis die het veld- en labwerk van Borsje oplevert, is ook kenmerkend voor zijn collega ir. Ans van Doormaal. Haar groep zoekt antwoord op de vraag hoe gebouwen zó kunnen worden ontworpen dat schade door bijvoorbeeld een aanslag beperkt kan blijven. ’Soms doen we ook forensisch ingenieurswerk’, zegt Van Doormaal. ‘Zo hebben we de politie en NFI ondersteund bij het achterhalen van de oorzaak van de explosie in Ritthem in 2011’ Meestal wordt Van Doormaal echter ingeschakeld om schade te voorkomen. ‘Mijn afdeling heet Explosies, Ballistiek en Bescherming. De centrale vraag is altijd: welke maatregelen kunnen er worden genomen om geweldsschade te voorkomen?’
Daarbij kijkt haar team eerst naar preventie. Welke maatregelen zijn er mogelijk om kwaadwillenden uit de buurt van een potentieel doelwit te houden? ‘Iedere meter die je daarbij wint, vermindert de belasting waaraan een constructie bij een explosie wordt blootgesteld.’ Vervolgens neemt het team het te beschermen bouwwerk zelf onder de loep. Wat zijn de kritische plekken die bij een explosie de grootst mogelijke bescherming behoeven en hoe kun je die versterken? ‘Je kunt een gebouw volledig veilig maken, bijvoorbeeld door er een bunker van te maken. Maar dan kan het niet meer functioneren. Dus we zoeken altijd een balans tussen bescherming en normale bedrijfsvoering.’
Van Doormaal houdt zich binnen TNO al 27 jaar bezig met het beschermen van infrastructuur tegen extreme belastingen. De sterke focus op terrorisme is er sinds begin deze eeuw. Aanvankelijk werkte ze vooral voor defensie, nu werkt ze samen met andere partners. ‘Wat we altijd hebben gedaan is het combineren van theorie en rekenmodellen met experimenten. Dankzij de toegenomen computercapaciteit werken we steeds meer met simulatietechnieken, maar ook die moeten in de praktijk worden gevalideerd. Dus we doen nog steeds proeven met explosieven. Dat houdt het werk zeker spannend en interessant.’
Foto: KLPD DVO DLV