De vader van columnist Marcel Möring had als een van de eersten in de stad een Polaroidcamera, maar een goede fotograaf was hij niet. 
 

Nog steeds geen corona gehad, maar wel geveld door een griepgelijk virusje, waardoor ik lamlendig heen en weer wankel tussen schrijftafel, leesstoel en werkbank. Een lichaam dat niet meewerkt, daar kan ik niet goed tegen, en dus blijf ik dan ook zo lang mogelijk ontkennen dat er iets aan de hand is. Net als de zwarte ridder in Monty Pythons The holy grail. Zijn arm is afgehakt maar hij weigert toe te geven dat hij is verslagen: ‘It is but a scratch!’

Op de achtergrond is mevrouw de echtgenote, ook al geveld, bezig haar nieuwe laptop aan de praat te krijgen. Ze moet vanwege het werk Windows gebruiken en de accu van de nieuwe laptop loopt harder leeg dan een vergiet zonder bodem. Ik heb haar nog niet gezegd dat je dat met een Apple niet zal overkomen, want dat weet ze zelf vast ook wel. De sfeer is tege­lijkertijd gespannen en huiselijk.

Op de werkbank ben ik bezig een stuk hout te bewerken met een Dremel, terwijl een flinke frees meer voor de hand ligt. Alles duurt en duurt, vorderingen maak ik nauwelijks. 

Wat begon als een goed uitgedacht klusje lijkt onderhand verdacht veel op een hobby. Straks gaat de geliefde nog haken en dan zitten we hier als twee vroeg­bejaarden zinloze dingen te knutselen die we weg moeten geven aan familie en vrienden die niet zitten te wachten op onze wanstaltige pannenlappen en lepelrekken en daarom bezoek gaan mijden met als gevolg dat wij over een jaar dood gevonden worden onder een monsterlijke berg knutselwerk.

Maar misschien overdrijf ik. Het kan zijn dat ik toch een beetje koorts heb.

Ik denk de laatste dagen met lichte weemoed aan mijn grootvader, een man wiens handen geen rust konden vinden. Nadat hij eerst jarenlang klokken had gerestaureerd, ging hij, toen het zicht minder werd en de handen begonnen te trillen, over op de schilderkunst. Hij nam zelfs les bij een lokale kunstenaar en produceerde het ene na het andere Twentse stilleven, zonder uitzondering pittoreske boerderijtjes gelegen in rustieke stille wouden.

Voor een ingenieur had mijn vader verrassend weinig belangstelling voor de praktische kant van techniek.

Ik vraag me nu pas af waarom een grote kerel met forse handen uitgerekend klokkenmaken en schilderen als bezigheid koos. Dat is als een zwaarlijvige die besluit om zich op de speleologie te werpen. 

Mijn vader had geen hobby’s, waarschijnlijk omdat hij onhandig was. Voor een ingenieur had hij ook verrassend weinig belangstelling voor de praktische kant van techniek. Zette hij een stekker aan een snoer, dan kwam de hele straat zonder stroom te zitten en de Friese staartklok, door mijn grootvader gerestaureerd, kwam met denderend geraas van de muur toen hij hem had opgehangen. 

Zelfs fotograferen ging hem slecht af, hoewel hij wel een van de eersten in de stad was die een Polaroid-camera kocht. Na zijn dood zochten mijn zusters en ik de nalatenschap uit en daarbij hoorden ook dozen vol foto’s. Het bleek een verbijsterende collectie van struiken die het zicht op het onderwerp ontnemen, armen en benen die buiten het kader vallen en zelfs beelden waarvan niet duidelijk is wat is gefotografeerd, laat staan waarom.

Bij het doorbladeren van al die foto’s schortte ik aanvankelijk mijn oordeel over zijn kwaliteiten als fotograaf op en suggereerde tegenover mijn zusters dat hij misschien een avantgardistische benadering van de fotografie als kunstvorm voorstond, maar na een paar honderd van die scheve, vage en anderszins mislukte afbeeldingen moest ik toegeven dat hij er niets van kon.

De Polaroid-camera die hij in de jaren zestig kocht – de wonderschone SX 70, opvouwbaar tot een platte doos – bevond zich niet in de nalatenschap en dat is wel jammer. Ik begeer die camera al mijn hele leven. Tweedehands zijn ze, al dan niet gereviseerd, te krijgen, maar desondanks koop ik er geen.

Als ik ’m had geërfd zou ik mijn verlangen zonder schuldgevoel kunnen vervullen. Als ik er geld aan uitgeef, moet zo’n ding nut hebben, productief zijn.

En hoewel ik best goed ben in het bedenken van ingewikkelde redeneringen die de aanschaf van overbodige apparatuur rechtvaardigen, gaat dat te ver. Of, laat ik het anders zeggen: het kon wel eens op een hobby gaan lijken.


Tekst: Marcel Möring
Foto: Wikipedia/CC0