De afspraken in het huidige concept-Klimaatakkoord zijn waarschijnlijk niet voldoende om de gestelde klimaatdoelen te halen. Dat stelt het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in een doorrekening van het akkoord.

Eind vorig jaar presenteerden de Klimaattafels een concept-akkoord. Hoofddoel daarin is het verminderen van de CO2-uitstoot met in totaal 48,7 megaton in 2030, wat neerkomt op een emissiereductie van 49 % ten opzichte van 1990. Op verzoek van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft het PBL het akkoord doorgerekend. Tegelijkertijd heeft ook het Centraal Planbureau effecten van het ontwerp-Klimaatakkoord in kaart gebracht.


31-52 megaton

Beide planbureaus presenteerden woensdag hun bevindingen. Volgens het PBL leiden de afspraken in het akkoord tot een uitstootvermindering van 31 tot 52 megaton. Hoewel dat een forse reductie is, is het vermoedelikjk niet genoeg, maakte het PBL duidelijk. De beoogde emissiereductie van bijna 49 megaton valt weliswaar net binnen deze bandbreedte, maar wordt volgens het planbureau waarschijnlijk niet gehaald. Over de verdere vormgeving van de afspraken en over de manier waarop burgers en bedrijven zullen reageren op de voorgestelde beleidsprikkels bestaat immers nog grote onzekerheid. 'Er moeten (politieke) keuzes gemaakt worden om deze onzekerheden weg te nemen', aldus het PBL in een persbericht.

De verwachte kosten van de voorstellen zijn met 1,6 tot 1,9 miljard euro fors lager dan afgelopen zomer werd berekend. Toen presenteerden de betrokken partijen een hoofdlijnenakkoord, waarin rekeing werd gehouden met kosten tussen de 3 en 4 miljard euro. De kosten vallen vooral lager uit doordat hernieuwbare elektriciteit goedkoper is geworden en ook de investeringen in de industrie meevallen. Ook was het nu mogelijk het pakket voor mobiliteit te analyseren, dat volgens het PBL per saldo juist baten oplevert.


Industrie laat steken vallen

De grootste reductie (18,3 – 21,0 Mton) wordt volgens het PBL bereikt in de elektriciteitssector. De sterke toename van hernieuwbaar opgewekte elektriciteit leidt er mogelijk zelfs toe dat Nederland in 2030 netto-exporteur van elektriciteit is en ook bijdraagt aan vermindering van emissies in het buitenland. Het einde van kolenstook en ondersteuning van wind- en zonne-energie zorgt er als de afspraken uit het akkoord worden nageleefd voor dat in 2030 zo’n driekwart van de elektriciteitsproductie hernieuwbaar is.

De industrie moet 14,3 megaton uitstoot reduceren, maar haalt dat vermoedelijk bij lange na niet. De afspraken in het concept-akkoord leiden volgens het PBL tot een emissiereductie van slechts 6,0 – 13,9 megaton. De onzekerheidsfactor is hier zo groot omdat de afspraken nauwelijks nog zijn uitgewerkt en omdat ook onduidelijk is hoe het bedrijfsleven ertegenover zal staan. 


Onzekerheden

Ook in de mobiliteit is er met 4,2 – 8,0 megaton (doel 7,3 megaton) sprake van een forse emissiereductie. De bandbreedte komt hier door onzekerheid over de snelheid waarmee het aantal elektrische personenauto’s in Nederland zal toenemen, de mate van inzet van biobrandstoffen en de omvang van stedelijke zones voor zero-emissies van het goederenvervoer.

In de gebouwde omgeving (reductie 0,8 – 3,7 megaton, ten opzichte van een doel van 3,4 megaton)  staat onzekerheid over het succes van de wijkaanpak centraal. Die behelst dat per wijk een andere, passende oplossing voor de toekomstige energievoorziening wordt gekozen. De aanpak in de landbouwsector (1,8 – 4,6 megaton reductie volgens het PBL, tegen een doelstelling van 3,5 megaton) is gelijk verdeeld over een reductie van broeikasgassen in de veeteelt en vernieuwing van de glastuinbouw, aldus het PBL.


Nieuwsgierig naar de toekomst

Hans Mommaas, directeur van het PBL, legde in zijn toelichting de nadruk op de grote onzekerheidsmarges. Die onzekerheden zijn volgens Momaas niet de modellen aan te rekenen, maar 'weerspiegelen onzekerheden over de verdere uitwerking van de maatregelen en over de keuzes die burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties gaan maken.' Ook mondiale factoren als de energieprijzen en de internationale politiek hebben effect op de uitkomsten van de afspraken. 'We moffelen die onzekerheden niet weg door een schijnzekerheid te creëren', zei Mommaas. 'We roepen de politiek, het beleid en het klimaatberaad op om zich nadrukkelijk tot die onzekerheden te verhouden, om die mee te nemen in de afwegingen.' 

Nu is het aan de politiek om op basis van de doorgerekende resultaten keuzes te maken, maakte Mommaas duidelijk. 'Hoe we het beleid verder gaan vormgeven zal bepalend zijn voor hoe bedrijven en burgers straks gaan reageren op de plannen: terughoudend, in de verdedigingsstand, of juist enthousiast, proactief, nieuwsgierig naar de toekomst.'