Door een 3D-printer mee te nemen op vredesmissie, kunnen militairen veel tijd en geld besparen. Dat is de conclusie van promotieonderzoek aan de Technische Universiteit Eindhoven. 

Vredesmissies vinden meestal plaats in afgelegen regio's. Nu neemt Defensie een grote hoeveelheid reserveonderdelen mee, om defecte onderdelen van de uitrusting te kunnen vervangen. Door dergelijke onderdelen ter plaatse te maken met een eigen 3D-printer, zou Defensie tonnen kunnen besparen, stelt industrieel ontwerper Bram Westerweel in een proefschrift waarop hij deze week promoveerde aan de TU/e. 
 

Enorme besparing

Het zelf kunnen printer van nieuwe onderdelen, bespaart in de eerste plaats ruimte - er hoeven immers minder reserveonderdelen mee. 'Ruimte is vaak beperkt in missiegebieden', zegt Westerweel, 'Dus elke ruimtebesparing is winst'.

Daarnaast zijn defecte voertuigen en andere machines veel sneller weer inzetbaar wanneer defensiepersoneel onderdelen zelf kan printen.  'De beschikbaarheid van systemen en daarmee de effectiviteit van de missie stijgt', stelt Westerweel. 'Dat betekent indirect ook een financiële besparing.'


Operationele kosten

Van de vele duizenden soorten reserveonderdelen die de systemen van de Landmacht hebben, kan naar schatting van Westerweel 10 tot 20 procent worden geprint. De benodigde printer kost rond de 25.000 euro, maar de besparing op een relatief grote missie als die in Mali kan in de tonnen lopen, berekende de promovendus. De operationele kosten van een missie kunnen tot wel 58 procent lager uitvallen met een eigen 3D-printer. De kosten van het printmateriaal zijn in in die berekening meegenomen.

 


Missie in Mali

De Nederlandse militairen in Mali hebben al de beschikking over een 3D-printer. Die kan uit nylon allerhande onderdelen printen. 'Er komen geen volwaardige onderdelen uit, maar 'thuiskomertjes'. Maar daarmee kunnen machines het prima redden tot de volgende bevoorrading, die eens per week vanuit vliegveld Eindhoven plaatsvindt', stelt Westerweel. 

Het printen gaat relatief eenvoudig. Een ingenieur tekent een 3D-model van het benodigde onderdeel en vervolgens gaat de printer aan. De volgende ochtend ligt het onderdeel dan klaar. 'In een later stadium zou het een idee kunnen zijn om een industriële metaalprinter mee op missie te sturen', stelt Westerweel. 'Die kan wel volwaardige vervangende onderdelen maken, maar is een stuk duurder en het printen duurt ook een stuk langer.'

In Mali worden ook onder meer gebruikte PET-flesjes gebruikt als grondstof voor nieuwe onderdelen, zoals een 3D-geprint wieltje van een ligkarretje (zie foto boven).

 

Ontwerpbestanden

Volgens Westerweel is het niet zo dat een 3D-printer het meebrengen van reserve-onderdelen volledig overbodig maakt. In veel gevallen is het gewoonweg te duur om een technisch systeem met een mankement stil te laten liggen tot een nieuw onderdeel is geprint, concludeerde hij. In die gevallen moeten onderdelen ‘op de plank’ liggen zodat ze direct kunnen worden vervangen.

Wel zou het helpen wanneer machinebouwers niet langer het verkopen en verschepen van fysieke onderdelen centraal stellen, maar overgaan naar het verkopen van licenties voor digitale ontwerpbestanden. Met die bestanden kunnen anderen, waar ook ter wereld, vervolgens zelf nieuwe onderdelen printen.

Foto: Defensie