Langer zullen ze leven
Nederland staat het komende decennia voor een enorme onderhoudsopgave: veel bruggen, viaducten en sluizen uit de tijd van de wederopbouw komen aan het einde van hun ontwerplevensduur. Ingenieursbureaus zoeken naar methoden om die vervangingsgolf uit te smeren. ‘We plegen geen onderhoud meer volgens het boekje, maar op basis van de werkelijke conditie van het kunstwerk.’
Wie onlangs de Duitse Autobahnen gebruikte, kan het niet zijn ontgaan: de infrastructuur bij onze oosterburen is er beroerd aan toe. Talloze werkzaamheden aan wegen en bruggen leiden tot veel vertragingen en files. Onze oosterburen staan voor een enorme vervangingsgolf, maar trekken er onvoldoende geld voor uit, onder meer vanwege miljardenverslindende megaprojecten als de Berlijnse luchthaven en de investeringen na de Duitse eenwording.
‘Onderhoud is niet sexy’, zeggen infrabeheerders die het onderwerp in Nederland op de politieke agenda proberen te krijgen. Ze willen de aandacht vestigen op de vervangingsgolf die ook in ons land aanstaande is. Niet dat er al sprake is van Duitse toestanden, maar ook hier wacht een enorm karwei. Een groot deel van de Nederlandse civiele infrastructuur, totale vervangingswaarde 350 miljard euro, stamt uit de jaren zestig en zeventig. De natte infrastructuur – denk aan sluizen, kademuren en andere waterwerken – kent nog een extra piek van werken die in de jaren dertig en veertig zijn aangelegd. Het betekent dat we tussen nu en 2050 veel overlast voor onze kiezen krijgen. Want waar de aanleg nog in het weiland plaatsvond, gaat het nu om onmisbare aders en knooppunten in het vervoersnetwerk.
De kortste weg is om voldoende budget vrij te maken en de schouders er onder te zetten. Rijkswaterstaat rekent met een jaarlijks bedrag van een kwart miljard, wat de komende decennia neerkomt op een post van om en nabij de tien miljard euro. Ten opzichte van wat er op de begroting voor infrastructuur staat, lijkt dat geen halszaak, maar in een tijd van krappe budgetten kan het geen kwaad om te kijken of het ook slimmer kan. Want onderhoudsplanning is tot nog toe gebaseerd op de ontwerplevensduur en vuistregels die zijn opgesteld op basis van ervaringen van beheerders. Die zijn echter omgeven door onzekerheden over materiaaleigenschappen en gebruik. Infrabeheerders als Rijkswaterstaat en provincies proberen daarom zicht te krijgen op de werkelijke levensduur van hun ‘areaal’ aan kunstwerken die ze in beheer hebben. Ingehuurde specialisten rekenen en meten inmiddels intensief aan de betonnen en stalen schakels in de wegen- en vaarwegennetwerken van ons land. En met succes, in veel gevallen resulteert dit in extra ruimte voor de vervangingsplanning.
Nu de focus de komende jaren steeds meer op instandhouding van de bestaande infrastructuur komt te liggen, is er volgens betrokkenen behoefte aan multidisciplinaire ingenieurs met een andere mentaliteit. Die niet per se de mooiste nieuwe kunstwerken willen ontwerpen, maar zich uitgedaagd zien door het spel om binnen de randvoorwaarden te voldoen aan de gestelde eisen. Die goed kunnen samenwerken en genoegen nemen met een rol achter de schermen.
tekst dr.ir. Leonie Waltafoto Harry van Reeken