Columnist Marcel Möring gaat altijd fris geschoren en goed gekapt de grens over - uit vrees voor een algoritme.

 

In de jaren zeventig reisde ik een paar keer per jaar naar Engeland als literatuur- en natuurminnende rugzaktoerist. Meereizende vrienden gleden als schimmen door de ­douane en moesten vervolgens een half uur wachten tot ik weer opdook. Ik werd ondertussen uitgebreid ondervraagd, mijn ­bagage was het onderwerp van uitgebreide inspectie en vaak pluisden de beambten mijn personalia ook nog even na in de internationale opsporingsregisters.

Het is nooit zover gekomen dat er een met een vastberaden blik in zijn ogen een latex handschoen aantrok en mij beduidde voorover te buigen. Waarschijnlijk was men toen wat lakser in die dingen. Tegenwoordig zou ik bij voorbaat huiveren.

Daarom, als ik nu de landsgrenzen overga, zorg ik dat ik fris geschoren ben en goed gekapt. En dan wil het trouwens nog wel eens misgaan. Tip: antwoord nooit op de vraag wat je beroep is ‘schrijver’. Dat is vragen om moeilijkheden. In Canada heb ik eens een dik uur in een klein hokje gezeten met een even zwaarlijvige als humeurige douanier die mij pas vrijliet toen ik met de ambassade begon te schermen.

Patroonherkenning is een bijzondere eigenschap die computers en mensen delen

De douaniers heb ik het destijds overigens nooit kwalijk genomen. De Baader Meinhof Gruppe was nog springlevend en op het eerste gezicht, ik geef het onmiddellijk toe, paste ik best tussen de zwart-witfoto’s op de opsporingsbiljetten die in politiebureaus en postkantoren hingen.

In die woelige jaren zeventig zag het menselijke algoritme – in de vorm van het brein van de beambte van dienst – een lange, bebaarde zwerver, met een Duitse achternaam, Franse voornamen en een Nederlands paspoort. Daar bleef de blik als vanzelf aan haken. Net zoals het algoritme van de belastingdienst bij exotisch klinkende achternamen of nationaliteiten voor de zekerheid maar een vlaggetje bij het individu in kwestie zet.

Het verschil tussen hen en ons is dat wij twijfelen en ons kunnen vergissen

Patroonherkenning is een bijzondere eigenschap die computers en mensen delen. Het verschil tussen hen en ons is dat wij twijfelen en ons kunnen vergissen. Daar houden we zelfs rekening mee. Vergissen is menselijk, zeggen we dan. In het geval van een computer is dat niet zo. We geloven zo sterk in mathematische onfeilbaarheid dat het heel lang kan duren voor we er aan willen dat er een weliswaar logische maar verkeerde beslissing is genomen.

Die overigens altijd onze schuld is, want wij zijn het die het algoritme hebben bedacht. Het is een geval van typisch menselijke zelfoverschatting om te geloven dat we in staat zijn om waardevrije algoritmen te bedenken, als we maar heel erg ons best doen.

Mijn grensoverschrijdende ervaringen in de jaren zeventig schoten me weer te binnen toen ik las dat ­Singapore is begonnen met een robocop-proef, hoewel ze dat daar ­natuurlijk niet zo noemen. Voorlopig controleren de robotwagentjes van de politie alleen asociaal gedrag en parkeer­overtredingen. Dubai heeft robotpolitiewagens, ontwikkeld in ­Singapore, met iets ruimere bevoegdheden. Ze mogen crimineel gedrag opsporen en eventueel tot achtervolging overgaan met de drone die aan boord meereist.

RoboCop: ik zag die sciencefiction-actiefilm destijds in de bioscoop en dacht tegelijkertijd dat het nooit zover zou komen en dat zo’n toekomst helemaal niet onwaarschijnlijk was. Net zoiets als de Koude Oorlog, die ook terug is van weggeweest, en boer Koekoek die nu Farmers Defence Force heet.

De instanties die de ­robocops testen, bezweren dat het zo’n vaart niet loopt met hun personeelsleden op wielen en dat het met de algoritmen ook helemaal goed zit. ‘We hebben een tekort aan politiemensen’, zeggen ze in Singapore en Dubai. ‘De simpele taken moeten we daarom overlaten aan machines.’

Maar is de beoordeling van gedrag een simpele taak? We laten dat nu al vaak over aan iemand die naar cctv-schermen kijkt, beveiligingscamera’s aangesloten op een gesloten circuit. De knorrige bromsnor die kwajongens op zijn dagelijkse ronde aansprak en eventueel met de ouders overlegde is een relict uit Swiebertjes tijd.

Wie nu wordt betrapt op wildplassen, graffiti spuiten of wheelies maken met de brommer wordt administratief afgehandeld. Volgens mij werkte het intermenselijke contact een stuk beter. Ik ben in mijn jeugd wel eens aangehouden door een agent omdat ik in het voetgangersgebied fietste en daarvan herinner ik mij vooral de schaamte, dat die agent je toesprak te midden van winkelend publiek dat je afkeurend bekeek.

Maar waarschijnlijk is niet alleen de kuierende agent maar ook mijn schaamte archaïsch. 


Tekst: Marcel Möring. Eind vorig jaar verscheen van zijn hand de openhartige vertelling Familiewandeling.
Foto: Harry Cock