De Eindhovense Brainport-formule gaat school maken in Europa. Alleen als regio’s voor een eigen specialisatie kiezen en vervolgens meer gaan samenwerken met regio’s met dezelfde specialisatie, heeft de industrie een toekomst in Europa. Daarom krijgen Zuid- en Oost-Europese landen voortaan geen EU-subsidies meer voor snelwegen, maar wel voor campussen voor onderzoek en ontwikkeling.


R&D inspanningen in Europese regio's, als percentage van het bruto binnenlands product.

Maak bruggen, leg snelwegen en een spoorbaan voor een tgv aan, en de bedrijvigheid en daarmee de economische vooruitgang volgt vanzelf, was lang het idee. Zo kwamen regiosubsidies van de EU terecht bij Italiaanse havens waar nooit een boot komt, geluidsschermen langs Poolse snelwegen waar alleen koeien naast grazen en vierbaans snelwegen in Portugal die nergens naar leiden. Portugal heeft nu per inwoner 60 % meer snelwegen dan Duitsland, terwijl er tegelijkertijd elke maand tienduizend jonge mensen wegtrekken omdat er geen werk voor hen is.

Dat moest anders. Daarom koos Europa afgelopen jaar voor een ommezwaai wat betreft de besteding van het geld vanuit de zogenoemde structuurfondsen. Dit geld stellen de rijkere lidstaten vooral aan de minder draadkrachtige regio’s beschikbaar om hun economie te stimuleren. Kennis en innovatie zijn voortaan de nieuwe toverwoorden.

De Nederlander drs. Lambert van Nistelrooij was als hoofdonderhandelaar vanuit het Europarlement een van de belangrijkste roergangers van het nieuwe beleid. Als sociaal geograaf ageerde de CDA’er tegen de ideeën om de structuurfondsen te vervangen door vanuit Brussel te beheren fondsen voor energie, klimaat en industrie. Geïnspireerd door het succes van de Eindhovense High Tech Campus kwam hij met alternatieve plannen. Zijn overtuiging: met dertig nieuwe clusters geënt op de leest van het Brabantse Brainport komen we er in de EU weer bovenop. ‘In de jaren negentig zag ik zelf als lid van de Gedeputeerde Staten van Brabant van dichtbij hoe de koppeling tussen onderzoeksgelden en Europese steun essentieel waren voor het economisch herstel van Brabant na de neergang van DAF en Philips’, verklaart hij.

Mede op initiatief van Van Nistelrooij gaat komende zeven jaar 130 miljard van de 325 miljard euro aan subsidies voor achterliggende regio’s naar kennis en innovatie – een bedrag dat dus flink hoger ligt dan de 70 miljard voor het Europese onderzoeksprogramma Horizon 2020 (zie kader ‘Meer ruimte voor risico’s’). Vanuit de structuurfondsen komt er geld voor het opzetten van campussen en voor het upgraden van bestaande onderzoeksfaciliteiten in de nieuwe lidstaten om de regionale kenniseconomie te stimuleren én om industrieel onderzoek en onderwijs dichter bij elkaar brengen. ‘Vooral in Oost-Europa is er nog een wereld te winnen door studenten al tijdens hun studie in contact te brengen met de industrie, iets wat nu niet gebeurt’, stelt Van Nistelrooij.

Een plan voor een slimme specialisatie uitwerken met ook een duidelijke onderwijsparagraaf, is voortaan een absolute must als een regio geld uit de structuurfondsen wil ontvangen. Brussel heeft de ideeën hiervoor inmiddels van alle regio’s ontvangen. ‘Er zitten veel voorstellen bij op gebied van klimaat en energieopwekking’, weet Van Nistelrooij. Ook automotive en voedsel(veiligheid) zijn vaak als specialisatie gekozen. ‘Gebieden waar nu auto’s in elkaar worden gezet, zoals rond Poznan en Katowice in Polen en Bratislava in Slowakije, willen inzetten op het ontwikkelen van auto-onderdelen met meer toegevoegde waarde nu de assemblage-activiteiten steeds meer naar andere lagelonenlanden dreigen te verplaatsen.’ Van Nistelrooij hoopt nu dat deze regio’s elkaar gaan opzoeken om bijvoorbeeld gezamenlijk de resultaten van het Europese satellietprogramma Galileo te vertalen naar toepassingen voor de verbetering van mobiliteit en doorstroming van het verkeer, zodat ook de technologische snufjes van de toekomst in Europa worden geproduceerd. ‘Zulk soort samenwerking tussen regio’s is in de huidige plannen nog onderbelicht. Met behulp van de EU kan die samenwerking komende jaren snel groeien’, verwacht Van Nistelrooij. ‘Zo hebben zes à zeven Europese regio’s de overgang naar een biobased economy als slimme specialisatie gekozen. Vanuit Brussel vragen we hun natuurlijk wel wat ze samen gaan doen. Ik vind het mooi om straks te zien waar het gaat lukken.’

Silicone Europe dient wat Van Nistelrooij betreft als voorbeeld. Daarin werken vijf regio’s gespecialiseerd in halfgeleidertechnologie, waaronder Eindhoven, Leuven, Dresden en Grenoble, al aan een gezamenlijk actieplan op basis van een sterkte-zwakteanalyse van elke regio en een studie naar hoe de regio’s elkaar aanvullen. ‘Als meer sectoren dit voorbeeld volgen, kunnen we meer hoogwaardige innovatieve industrie in Europa houden. Meer samenwerken binnen Europa is het meest krachtige antwoord op de globalisering.’


Het pas opgeleverde Galileo-ontvangststation op het Azoren-eiland Santa Maria.

Als smeerolie voor zulke samenwerking mogen regio’s voor het eerst 15 % van hun geld uit de structuurfondsen buiten de regio besteden. Hiermee kunnen ze elders kennis inkopen en/of gezamenlijke projecten met andere regio’s financieren. In het ideaal van Van Nistelrooij gaan de al sterk ontwikkelde clusters niet alleen met elkaar samenwerken, maar ook met gebieden die nog wat achterlopen. ‘Poolse Europarlementariërs zeggen zelf dat ze geen tweede Portugal willen worden, maar een kennisland.’

Nederland kan zelf ook baat hebben bij die 15 % die minder draagkrachtige regio’s elders mogen besteden. ‘Ik zie allianties sluiten met Oost-Europese landen bovendien als een nieuwe vorm van solidariteit, waarmee we Europa samen sterker maken ten opzichte van de rest van de wereld. Waarom vliegen we nu vaak over Polen heen naar Azië om daar als adviseur op te treden?’
 
Intensievere samenwerking op gebied van onderzoek en innovatie is in de ogen van Van Nistelrooij ook de enige manier om te voorkomen dat de kloof tussen de rijkere en armere lidstaten in 2020 nóg groter is dan nu. Als die kloof niet verkleint, dan valt mogelijk ook het benodigde Europa-brede draagvlak weg voor de opvolger van Horizon 2020, dat door zijn sterke nadruk op excellentie nu nog weinig kansen biedt voor de nieuwe lidstaten.

‘We kunnen nu nog niet zeggen dat er al resultaten met onze nieuwe manier van denken zijn geboekt’, stelt Van Nistelrooij, die als nummer 7 op de CDA-lijst op 22 mei met voorkeurstemmen hoopt te worden herkozen om zich te blijven inzetten voor de nieuwe koers. Een van de problemen is dat lang niet alle plannen al voldoen aan de eisen. Zo kiest de Portugese regio Norte voor design. ‘Het idee is goed en het thema is door de EU aanvaard, maar de plannen voor de uitvoering moeten nog wel verbeteren. Het moet veel concreter worden hoe de Portugezen in een gebied vol met verlaten textielfabrieken willen overstappen op design als economische motor’, stelt Van Nistelrooij. Om daarbij te helpen heeft het Europees Parlement onlangs extra geld vrijgemaakt voor het European Research Centre om de nieuwe aanpak komende jaren te begeleiden.

‘De nieuwe aanpak is een proces van de lange adem. Als eind 2016 een op de drie slimmespecialisatieprojecten een succes is geworden, ben ik tevreden. Er is immers een grote kans dat in twee van de drie projecten de partners elkaar niet meteen weten te vinden om er snel een succes van te maken. Eind 2018 hoop ik dat twee van de drie kennisclusters succesvol zijn.’ (Martine Segers)