Hoe bouw je een kunstmatige dassenburcht?
Om dassen weg te krijgen bij het spoor, probeert men de dieren zover te krijgen dat ze naar een ‘nieuwbouwwoning’ verhuizen. Die moet dan wel met kennis van zaken zijn gebouwd. Een interview met Bert Hesse van de stichting Das & Boom.
In maart lag het treinverkeer stil op twee plekken in het land. De oorzaak was in beide gevallen dezelfde: dassen hadden een burcht gegraven onder het spoor. Omdat dassen beschermde dieren zijn, mogen deze niet worden gedood of verjaagd, en mogen de burchten niet worden vernield. Wel is het toegestaan de dieren te ‘motiveren’ hun heil elders te zoeken. In Friesland bouwde men daarom een alternatieve woonruimte voor de dieren: een kunstburcht.
Hoe pakken de bouwers dit aan? Aan welke eisen moet een goede dassenburcht voldoen? En hoe beweeg je de dassen ertoe inderdaad te verhuizen? De Ingenieur belde met ecoloog en bouwkundige Bert Hesse van de stichting Das & Boom.
Een kunstmatige dassenburcht! Is dat een nieuw idee?
Nee hoor, dit doen we in Nederland al zo’n veertien jaar. In die tijd hebben we het bouwplan steeds verder ontwikkeld. Zelf maakte ik twaalf jaar geleden mijn eerste dassenkamer – een onderdeel van zo’n kunstburcht – gewoon in de schuur naast mijn huis. Tegenwoordig huren we een gespecialiseerd bedrijf in, Arfman in Overijssel.
Toen we begonnen, zijn we eerst in Engeland gaan kijken. Daar maakte men al langer kunstburchten voor dassen, we hoopten er iets van op te steken. Maar eerlijk gezegd leek het nergens op, ze deden maar wat, zowel ecologisch als constructief gezien. Ze hadden dassenkamers gebouwd van muurtjes en grindtegels, waar de dassen door één lange pijp heen konden. Dat is niet bepaald aantrekkelijk voor ze. Bovendien gaat zo’n bouwwerk bij een beetje zetting in de grond al verzakken.
Hoe kwamen jullie er achter hoe het wél moet?
Door goed te bestuderen hoe een natuurlijke burcht eruit ziet. Een dassenburcht is een groot en vertakt gangenstelsel. De gangen hebben een diameter van pakweg dertig centimeter met hier en daar verbredingen, dat zijn de kamers. Het kunnen enorme bouwwerken worden, sommige zijn al honderden jaren oud en zitten onder een oppervlakte zo groot als een voetbalveld.
Hoe zien jullie kunstburchten er uit?
Als wij een functionele kunstburcht bouwen – dus een waarvan de dieren daadwerkelijk gebruik gaan maken – dan beginnen we met de kamers. Uit de dassenopvang weten we dat deze niet te klein moeten zijn, dassen liggen graag lekker met zijn drieën of vieren boven op elkaar. Maar te groot moet ook niet, dan blijft het er niet warm genoeg.
Wij maken kamers van 50 centimeter hoog en ongeveer 85 centimeter breed, van een hardhouten skelet met een dak van eikenhout en zijwanden van beton-multiplex. Dat laatste vergaat na verloop van tijd, zodat de dassen zelf vanuit zo’n kunstkamer weer kunnen graven. De gangen tussen die kamers zijn bij ons buizen van pvc of gres. Bij voorkeur het laatste, want gres is duurzamer dan pvc en nagenoeg geurloos. Dat is belangrijk – want dassen kunnen goed ruiken. De rubberringen die normaliter worden gebruikt om gresbuizen heel strak in elkaar te zetten gebruiken wij dus ook niet, dat is niet nodig.
Naast buizen die de kamers verbinden, voegen we vanuit dat gangenstelsel ook loze buizen toe, die doorlopen in het zand. Dan kunnen de dieren vanaf daar de burcht weer uitbreiden. Dassen zijn klussers, die willen zelf graven, zelfs als de burcht groot genoeg is. Soms zien we een paar weken nadat dassen in een kunstburcht zijn getrokken een nieuwe ingang verschijnen, vaak vlak naast de ingang die we zelf hadden gemaakt.
En naar zo’n burcht komen ze toe?
Of de burcht aanslaat of niet, zit vaak in de details: staan de onderling verbonden ingangen in dezelfde windrichting en zit er wel een bocht in de buis na pakweg een meter, zodat er bescherming is tegen weer en wind en inkijk? En zijn er kraamkamers? Die laatste zijn bij natuurlijke burchten aparte ruimtes met een eigen ingang, een soort bijgebouwen dus.
Bovendien moet er rekening worden gehouden met omstandigheden zoals de waterhuishouding. De basisvoorwaarde om dassen in de burcht te krijgen, is dat deze droog is. Het bouwwerk moet dus boven de grondwaterspiegel blijven, maar boven de kamers moet ook zo’n 130 centimeter gronddekking zijn om een constant binnenklimaat te garanderen. Dan wordt het ’s zomers niet te heet en ’s winters niet te koud. Bouw je de burcht in een zelf aangelegde terp, dan verhoog je de druk op de ondergrond, en dat kan de grondwaterstroming weer beïnvloeden. Bij voorkeur bouwen we de burcht onder een laag zand, met een drainagebuis eronder.
Hoe haal je de dieren over om van hun vertrouwde burcht naar deze nieuwbouwwoningen te verhuizen?
Dat hangt af van de situatie. We hebben wel eens te maken gehad met ‘gedwongen’ verhuizingen, waarbij dassen naar een ander leefgebied moesten worden overgebracht. In zo’n geval worden ze gevangen en dan eerst een tijd opgesloten in een uitzetren van 30 bij 30 meter met daarin een kunstburcht. Ze eten dan hondenvoer, daar doen ze het prima op. Pas na een maand of drie verwijderen we die ren. Dan moeten de dieren het gebied leren kennen en uitzoeken waar ze voedsel kunnen vinden – normaal gesproken leren ze dat van hun ouders. In die periode bouwen we het bijvoeren af, tot we aan de dassenpoep in zogenaamde ‘mestputjes’ zien dat ze inmiddels voldoende voedsel uit de natuur binnenkrijgen. Je ziet het vooral aan de kleur.
Wat gelukkig vaker voorkomt, is dat we de dieren alleen maar hoeven te ‘ontmoedigen’ in hun eigen burcht te blijven. Door de begroeiing rond de burcht weg te halen bijvoorbeeld, zodat er geen beschutte paden meer voor ze zijn. In Friesland hebben we die ontmoediging, nadat de alternatieve woonplek klaar was, versneld. Dat deden we met gaas en met kleppen waardoor de das de burcht wel uit kon maar later niet meer in.
Gaan we dit soort verhuizingen vaker zien in de toekomst?
Het gebeurt nu waarschijnlijk al vaker dan mensen zich realiseren. We maken ook wel eens burchten als tijdelijk alternatief, voor netbeheerder Tennet bijvoorbeeld, als die ergens elektriciteitsmasten neerzetten. De ontmoediging is dan de verstoring door de bouwactiviteit, de dassen beslissen zelf of ze gebruikmaken van de alternatieve burcht verderop. Ook in de natuur verhuizen ze wel eens hoor, soms zie je dat een burcht opeens onbewoond is, en zijn ze een tijdje later weer terug.
Hoe gevaarlijk is de situatie nu, bij het spoor?
Het wordt goed in de gaten gehouden. En waar we achter zijn gekomen bij het afgraven van de burchten: vaak stoppen de gangen bij het dragende gedeelte, dus lopen ze in de meeste gevallen niet door onder het spoor. De reden is waarschijnlijk de druk die het spoor en de treinen op de ondergrond veroorzaken. Dat voelen de dieren als ze aan het graven zijn – opeens gaat dat moeilijker, en maken ze een bocht. En ja, ook ondergravingen vlak langs het spoor hebben uiteindelijk invloed op het draagvermogen van de spoorweg, maar wél minder. Hoe dat precies zit, moet nog verder worden onderzocht.
Welke boodschap zou u dassenoverlastbestrijders uiteindelijk willen meegeven?
Zorg dat de kunstburcht een gelijkwaardig en dus functioneel alternatief is voor de natuurlijke burcht. Anders ben je de das niet aan het verplaatsen, maar tóch aan het verjagen, en dat is strafbaar. We moeten behoedzaam omgaan met de natuur die nog resteert.
Beeldmateriaal: Bert Hesse, Stichting Das & Boom