Het nieuwe Latijn
De laatste weken woedt er een stevige nationale discussie over Engels in het universitair onderwijs. De universiteiten zouden lesgeven in steenkolenengels en dat zou de kennisoverdracht nadelig beïnvloeden, en studenten zouden het Engels te weinig machtig zijn.
De praktijk is dat bijna alle masteropleidingen in Nederland in het Engels zijn en dat het aantal Engelstalige bacheloropleidingen sterk groeit.
Op de faculteit Lucht- en Ruimtevaarttechniek van de TU Delft geven we al tien jaar les in het Engels en sinds vorig jaar zelfs alleen nog in het Engels. Waarom doen we dat? En gaat het goed?
Om te beginnen staat er nergens in de opdracht van mijn universiteit en faculteit dat zij verantwoordelijk zijn voor het behoud van Nederlandse taal en cultuur. Universiteiten zijn er primair voor wetenschappelijk onderwijs en onderzoek, en zouden dat in de taal moeten doen die daarvoor het beste is.
Universiteiten zijn er primair voor wetenschappelijk onderwijs en onderzoek, en zouden dat in de taal moeten doen die daarvoor het beste is
Voor de lucht- en ruimtevaarttechniek is dat het Engels. Immers, alle belangrijke wetenschappelijke publicaties zijn in het Engels. En onderzoeksresultaten worden op internationale congressen in het Engels gepresenteerd.
Nu kan ik me voorstellen dat dit niet voor alle wetenschapsgebieden opgaat; Nederlandse Taal- en Letterkunde of Nederlands Recht kan waarschijnlijk beter in het Nederlands gegeven kan worden.
Maar voor veel vakgebieden is Engels de lingua franca van de wetenschap. Net zoals in de middeleeuwen Latijn de voertaal was op Europese universiteiten.
Ook de gemeenschap zelf, zowel de universitaire gemeenschap als de lucht- en ruimtevaarttechnieksector, is sterk internationaal. Grote bedrijven, zoals Airbus, of organisaties als ESA hebben vestigingen in meerdere landen. Een universitaire opleiding in het Engels wordt daar als voordeel gezien.
Een universitaire opleiding in het Engels wordt als voordeel gezien
En universiteiten trachten de beste staf vanuit de wereld aan te trekken om topwetenschap en -onderwijs te geven aan een steeds internationalere groep studenten. Inmiddels is een kleine helft van de wetenschappelijke vaste staf in mijn faculteit niet-Nederlands. Dat geldt ook voor de studenten. Hiermee is Engels de voertaal geworden van de facultaire gemeenschap. De internationale staf spreekt prima Engels en de studenten verstaan het ook goed. Voor sommige studenten is het even aanpoten. Hen helpen we door Engelse taalvaardigheidslessen aan te bieden.
Is het dan alleen maar goed? Je moet wel het een en ander organiseren. Zo moet elke docent een bepaald niveau halen voor hij/zij voor de klas mag. Ook worden er cursussen gegeven in activerend lesgeven in het Engels. Natuurlijk realiseer ik me dat overdracht in je niet-moedertaal minder goed, precies en genuanceerd gaat dan in je moedertaal. Je levert als universiteit dus wel degelijk iets in.
Een interessante vraag is wat de student wil. Onderschat hem of haar niet
Maar je krijgt er als universiteit, docent en student ook iets voor terug: een spannende gemeenschap met een diversiteit aan culturen én een betere voorbereiding op je internationale werkveld.
Universiteiten moeten wat mij betreft vrij zijn om de beste voertaal te kiezen voor een opleiding.
Een interessante vraag is overigens wat de student wil. Onderschat hem of haar niet. Ik heb destijds getwijfeld of we naar het all–English onderwijs zouden overgaan. De enquête onder de studenten was duidelijk: 99,5 % ja, 0,5 % weet niet.
Prof.dr.ir.drs. Hester Bijl is decaan van de faculteit Lucht- en Ruimtevaarttechniek aan de TU Delft.