Geo-engineering: omdat niets doen geen optie is, moeten we verantwoord risico nemen, schrijft columnist Peter Paul Verbeek.

De gevolgen van de opwarming van de aarde worden steeds duidelijker zichtbaar. Rivieren stromen over en temperatuurrecords worden in hoog tempo verbroken. Voor een derde van de wereldbevolking zal het op aarde over vijftig jaar onleefbaar heet zijn.

Intussen slaagt geen enkele regering er nog in om het tij daadwerkelijk (en letterlijk) te keren. Dit roept voor ingenieurs een belangrijke en moeilijke vraag op. Als de politiek er niet in slaagt een klimaatcrisis te voorkomen door onze levensstijl en economie te veranderen, moet de techniek het dan maar doen? Wordt het geen tijd voor geo-­engineering?

Er zijn verschillende manieren om technologisch in te grijpen in het klimaat. Ten eerste zijn er technologieën om CO2 uit de atmosfeer te halen. Zulke ‘negatieve-emissietechnologie’ vangt broeikasgassen af en zet deze om in andere stoffen.

Bijvoorbeeld door algen in oceanen uit te zetten die de CO2 uit de lucht omzetten in kalk. Of door het aanplanten van bossen. Ten tweede zijn er technologieën om ‘de zon te dimmen’. Er kunnen bijvoorbeeld deeltjes in de atmosfeer worden gebracht die het zonlicht weerkaatsen, waardoor de aarde minder snel opwarmt.

Hoe verantwoord is het om dit soort technologieën te gebruiken? In de ethiek komt hier al snel het voorzorgsbeginsel naar voren: doe geen dingen waarvan onzeker is of ze grote en onomkeerbare schade kunnen veroorzaken.

Als we echt vanuit het voorzorgsbeginsel zouden handelen, zouden we ook onmiddellijk moeten stoppen met het gebruik van fossiele brandstoffen. 

Zolang we niet precies weten wat de impact zal zijn van het dimmen van de zon en het afvangen van CO2, en ook niet hoe goed we het kunnen reguleren of ongedaan kunnen maken, moeten we het niet doen.

Hier tegenover staat de overtuiging dat we het ons überhaupt niet meer kunnen veroorloven om niets te doen. Ook niet-handelen is inmiddels een vorm van handelen: het water staat ons aan de lippen. 

Bovendien doen we met onze levensstijl in feite al aan geo-engineering: we stoken fossiele brandstoffen op, en gaan daar willens en wetens mee door, ook nu duidelijk is welke grote effecten dit heeft op het klimaat. Als we echt vanuit het voorzorgsbeginsel zouden handelen, zouden we ook onmiddellijk moeten stoppen met het gebruik van fossiele brandstoffen. 

De meest vruchtbare ethische route lijkt dan ook die van risicobeheersing. Omdat niets doen geen optie is, zullen we een verantwoord risico moeten nemen, met het voorzorgsbeginsel als buitengrens en niet als startpunt. En dat leidt ons tot de kern. Hoe komen we op mondiale schaal tot een breed gedragen kader om verantwoord met de risico’s van geo-­engineering om te gaan: een intercultureel ethisch kader dat recht doet aan cultuurverschillen en tegelijk deze culturen met elkaar verbindt? 

Vanuit het Westerse denken is de kernvraag hoe wij verantwoord kunnen ingrijpen in de natuur en daarbij de individuele vrijheid overeind kunnen houden. Maar vanuit een Afrikaans perspectief van de Ubuntu-filosofie is de kernvraag hoe we ook onze voorouders en de toekomstige generaties recht kunnen doen in onze beslissingen. En vanuit indigenous perspectieven uit Zuid-Amerika moeten we ook recht doen aan de natuur, en niet alleen aan de mens.

Deze perspectieven blijken niet zozeer met elkaar te botsen, maar laten zich juist prima aan elkaar verbinden. En precies dat is wat nodig is om het ingenieurswerk aan het klimaat een verantwoorde richting te geven.

Niets doen is geen optie meer. En wat we dan wel doen, moet recht doen aan de ethische kaders van de gehele wereld. 

 

Auteur Peter-Paul Verbeek is universiteitshoogleraar Filosofie van Mens en Techniek en wetenschappelijk co-directeur van het DesignLab van de Universiteit Twente.