Hanneke Kip: Technologie moet doen wat gebruiker nodig heeft
Hanneke Kip werkt bij de Universiteit Twente en Stichting Transfore. Zij doet onderzoek naar de inzet van technologie in de forensische geestelijke gezondheidszorg.
Doelen & Drijfveren
De wereld een beetje beter maken, dat is de ambitie van veel ingenieurs. Lees hun persoonlijke verhalen in het dossier Doelen & Drijfveren.
‘Ik vind het fijn iets te kunnen doen voor mensen die dat echt nodig hebben. In de forensische geestelijke gezondheidszorg gaat het vooral om mensen die agressief of seksueel grensoverschrijdend gedrag vertonen. De meesten zijn door een samenloop van omstandigheden in deze situatie terechtgekomen. Wij kijken hoe technologische interventies, bijvoorbeeld met virtual reality, de behandeling kunnen ondersteunen.
Het mooie van mijn werk is de intensieve samenwerking met behandelaars, collega’s, technologieontwikkelaars en studenten, maar ook met de patiënten voor wie de technologie is bedoeld. Bij veel onderzoeken gebeurt dat niet. Dan maken de ontwikkelaars technologie bij wat de wetenschapper heeft bedacht en gaat die meteen naar de gebruiker. Vaak sluit de technologie dan niet aan bij wat die nodig heeft.
Toen ik met dit onderzoek begon, werd me verteld: in deze doelgroep kunnen veel mensen niet zo goed lezen en schrijven en hun behandelmotivatie is gering. Toch werkte men met een module met geschreven teksten, waar mensen thuis vrijwillig mee moesten werken. Dat kan ook anders.
De patiënten werken graag mee. Zelfs iemand die al dagen apathisch op bed lag, kwam wél opdagen voor ons onderzoek. Ik vind dat mooi. Wij zien hen als expert en geven ze het gevoel dat ze nodig zijn. Dat helpt.’
Eerste generatie
‘Ik ben opgegroeid in een warm gezin in de Achterhoek – zeg maar gerust in de áchter-Achterhoek. Mijn ouders hebben geen academische achtergrond, ik was een first generation-student. Dat had invloed op mijn studentenleven. Waar anderen bezig waren met studentenverenigingen, buitenlandse reizen en activiteiten naast het verplichte studieprogramma, was ik gewoon aan het studeren. Achteraf denk ik dat ik veel meer uit mijn bachelortijd had kunnen halen. Ik ben blij dat mijn ouders me nooit hebben gepusht. Ik hoefde van hen geen negens en tienen te halen, als ik mijn best deed was het goed genoeg. Van die nuchtere insteek heb ik nog steeds profijt. Ik maak me niet zo snel druk.
Wat mijn carrière betreft ben ik nooit erg doelgericht te werk gegaan. Ik ben overal zo’n beetje in gerold. Op een gegeven moment was ik erop uitgekeken docent te zijn aan de Universiteit Twente, maar had ik geen idee wat ik dan wel wilde doen. Precies op dat moment vroeg de hoogleraar daar of ik misschien wilde promoveren. Dat was een bepalend moment. Als zij dat toen niet had gevraagd, had mijn carrière er heel anders uitgezien.’
Status
‘In de academische wereld gaat het vaak om status en publicaties. Soms denk ik dat we daardoor een beetje vergeten voor wie we eigenlijk bezig zijn. Who cares of jij professor bent of gepromoveerd? Ik hoop dat dit bij de nieuwe generatie anders wordt. Als je gaat promoveren wordt daar nu iets heel groots van gemaakt. Iedereen vertelt je hoe zwaar het zal worden, hoe groot de kans is op een burn-out en dat je je begeleider zal gaan haten. Dat is bizar. Promoveren is vooral heel erg leuk!
Mensen nemen zichzelf hierdoor ook veel te serieus. De wetenschap en de praktijk hebben elkaar nodig, een wetenschapper is niet intellectueel superieur aan een behandelaar. Iedereen weet immers het meest van zijn eigen werk. Ooit zei iemand tegen me: Als je wilt promoveren, doe dat dan op een onderwerp waar je in een tijdschrift als eerste naartoe bladert, waar je een boek over wil lezen. Doe het niet voor de titel, maar uit interesse. Anders duurt vier jaar echt heel lang.’
Tekst: Marlies ter Voorde
Portret: Bianca Sistermans