Als de klimaatverandering in het huidige tempo doorgaat, zullen overstromingen als afgelopen maand in Limburg heel veel vaker gaan voorkomen, zeggen experts. Extra maatregelen zijn dus geboden, maar welke? En zijn we nog wel op tijd?

‘We zijn langs het randje gegaan’, zei een opgeluchte dijkgraaf van het Waterschap Limburg afgelopen maand, toen het water in Maas, Roer en Geul zijn hoogste punt had bereikt en weer langzaam begon te zakken.

De overstromingen die delen van de provincie overspoelden richtten enorme materiële schade aan: alleen al in het zwaar getroffen Valkenburg worden de herstelkosten geraamd op vierhonderd miljoen euro. Vlak over de grens, in België en Duitsland, was de schade nog aanzienlijk groter, ook in mensenlevens. Bijna tweehonderd mensen overleefden de watersnood niet.


Overvallen door regenwater

De vraag blijft hoe dit heeft kunnen gebeuren en vooral ook: hoe valt te voorkomen dat delen van ons land nogmaals worden overvallen door een overvloed aan regenwater, zowel rechtstreeks uit de lucht als via de rivieren?

Al jaren wordt er gewerkt aan versterking van met name de rivierdijken. Het ambitieuze programma Ruimte voor de Rivier is net twee jaar geleden afgerond. In een periode van twaalf jaar werden er extra beschermingsmaatregelen getroffen op 34 plekken langs IJssel, Waal, Nederrijn en Lek.

Er was een bedrag mee gemoeid van 2,3 miljard euro. De verruiming van de Maas die in 2005 begon, werd in 2017 afgerond. Het versterken van de dijken is daar nog gaande.

 

Eens in de dertig jaar

Of de scenario’s waarop de versterkingsplannen zijn gebaseerd nog de juiste zijn, verdient nu overduidelijk nader onderzoek, zegt Marjolijn Haasnoot, senior onderzoeker waterbeheer en klimaatadaptatie bij kennisinstituut Deltares. De hoeveelheid water die Limburg te verwerken kreeg, was weliswaar extreem, zegt Haasnoot, ‘maar past wel in het beeld van een veranderend klimaat.’

Zo’n hoge rivierafvoer zou in het huidige klimaat maar eens in de honderd jaar plaatsvinden, en volgens de meest recente projecties loopt dat op tot eens in de dertig jaar in 2050. ‘Als de klimaatverandering zich in dit tempo doorzet, is dat voor het einde van de eeuw eens in de vijftien jaar.’


Wake-up call

Volgens Haasnoot kan de wateroverlast in Limburg worden aangegrepen als een wake-up call.Dat er in ons land geen slachtoffers zijn gevallen, geeft aan dat de programma’s van de afgelopen jaren, zoals Ruimte voor de Rivier en Maaswerken en ook de waarschuwingen, zeker nut hebben gehad’, zegt ze. ‘Maar we hebben ook kunnen vaststellen dat onze rivierdijken nog altijd zwakke plekken kennen.’ Ofwel: het kan de volgende keer nog veel slechter aflopen.

Haasnoot pleit er dan ook voor om ‘terug naar de tekentafel’ te gaan. Houden de modellen voldoende rekening met extremen, doen we genoeg om het vele regenwater in veilige banen te leiden of moeten we misschien meer doen? ‘Een andere vraag die net zo belangrijk is: doen we het wel snel genoeg? Tijd wordt hier een uitdaging’, stelt Haasnoot.

 

Meanderen en versnellen

Extra maatregelen moeten volgens Haasnoot niet automatisch worden gezocht in het verder verhogen van de rivierdijken. Eerder zouden gekanaliseerde waterstomen nog meer ruimte moeten krijgen door ze te laten meanderen en daarnaast moeten steden bestendiger worden gemaakt, door ook daar de capaciteit voor de opslag van afvoerwater te verhogen.

‘Rotterdam kent al een aantal waterpleinen, die bij zware regenval extra opslagcapaciteit bieden.’ Bij neerslaghoeveelheden zoals Limburg die te verwerken kreeg, zullen die zeker niet al het water kunnen opslaan, erkent Haasnoot. ‘Maar ze kunnen de afvoer wel enigszins vertragen, wat stroomafwaarts misschien net het verschil maakt. Dat moet worden onderzocht.’


Overtollig regenwater

Een andere optie is niet het opslaan van overtollig regenwater, maar juist het versnellen van de afvoer ervan. Daarvoor pleit Korné Walhout, managing director van het gespecialiseerde ingenieursbureau Walhout Civil. Hij wijst erop dat Limburg bij de recente overlast binnen één dag genoeg water te verstouwen kreeg om er een halve Oosterschelde mee te vullen: zoveel is lokaal eenvoudigweg niet op te vangen.

‘Het oppervlak van een waterloop kun je vaak niet vergroten’, zegt hij. ‘Maar wat wel kan, is het verhogen van de stroomsnelheid. Maar dan moeten de dijken en andere constructies die het water passeert daartegen wel bestand worden gemaakt.’


Ecologie of ingenieursambacht

Bij programma’s als Ruimte voor de Rivier lag het accent vaak op duurzaamheidsaspecten, stelt Walhout, in 2018 door ingenieursvereniging KIVI uitgeroepen tot ‘aanstormend talent’ van het jaar. ‘Het oeroude waterbouwersperspectief en het ingenieursambacht zijn daardoor enigszins op de achtergrond geraakt.’

Toch vindt ook Walhout dat de steden waterbestendiger moeten worden gemaakt en dat de situatie in Limburg een ideale wake-up call kan zijn. Veel van de huidige waterkeringen, bruggen en viaducten dateren uit de tijd van de wederopbouw en naderen het einde van hun technische levensduur, stelt Walhout.

‘Pak die vervangingsopgave aan op een manier die het systeem veerkrachtiger maakt. Want we zullen in de toekomst veel vaker zulke hoeveelheden water te verwerken krijgen.’


Foto boven: Vlak voor de wateroverlast in de Maas werd nabij Ooijen-Wanssum in Noord-Limburg de innovatieve, van lokale klei gemaakte Steilranddijk opgeleverd. Die moet meer plaats bieden aan natuurontwikkeling, recreatie en landbouw dan een gebruikelijke dijk. ‘De dijk heeft zijn werk gedaan’, zegt Reinder Meinsma van Fugro, dat de dijk ontwierp. Of de dijk door het hoge water toch schade heeft opgelopen, wordt nu onderzocht. Credit: Fugro