Gisteren demonstreerde Marin een drijvend eiland, bestaande uit aan elkaar gemonteerde driehoeken. Het maritieme onderzoekscentrum hoopt bedrijven en overheid te inspireren en zo drijvend bouwen te stimuleren. En Marin gaat zelf het nieuwe eilandconcept vervolmaken.

De test bij het onderzoeksinstituut in Wageningen ziet er misschien weinig spectaculair uit, met een drijvend platform op een paar kabbelende golfjes. Maar schijn bedriegt: het gaat om een proef op schaal voor een drijvend eiland van 2 km breed dat te maken krijgt met golven van 15 m hoog.

Het goede nieuws uit de test: het platform blijkt het natuurgeweld aan te kunnen. Zelfs bij de hoge golven liggen de elementen in het midden van de constructie nagenoeg stil. 'De buitenkant krijgt zeker wat te verduren, maar het midden beweegt nauwelijks', vertelt projectleider Olaf Waals. 'Op het midden zou je dus een stad kunnen bouwen, of een boerderij, terwijl de bewegende 'kustlijn' bijvoorbeeld geschikt is voor zonnepanelen.'

Het onderzoek van Marin is uniek, omdat drijvende eilanden op zee tot nu toe weinig onderzocht zijn. De woeste omstandigheden op zee maken het namelijk lastig om een stabiel eiland te bouwen. Marin gaat nu kijken of het toch mogelijk is.

 

Futuristisch

De drijvende stad is een droom van menig ingenieur (lees: 'Dromen over een eiland in de Noordzee'). Met name kustgebieden raken steeds voller, dus waarom niet in zee bouwen? 'Veel van die plannen zijn echter erg futuristisch. Wij proberen nu, met de huidige stand van de techniek, de haalbaarheid van die plannen te onderzoeken. Dit is een eerste stap', aldus Waals.

 


Het schaalmodel in de testwateren van Marin is ongeveer 8 bij 8 m groot. Het bestaat uit 87 driehoeken die met veren en bumpers aan elkaar vastzitten - een techniek die men kent uit de offshore-industrie. De schaal is 1:250, wat betekent dat elke driehoek 'in het echt' 250 m lang zal zijn. Hoe dat het best te bouwen is - veel scheepswerven kunnen die grootte niet aan - is een vraag voor de toekomst.

 

Opspuiten

Drijvende eilanden zijn een alternatief voor het opspuiten van eilanden van zand, een in Nederland vaakgebruikte techniek. Denk aan de Markerwadden (lees: 'Eerste eiland in Markermeer') of de tweede Maasvlakte (hoewel die technisch gezien ingepolderd is). 'Opspuiten werkt goed voor ondiepe wateren. Maar bij 20 m diepte wordt het wel erg duur, en dan kan een drijvend platform uitkomst bieden', denkt Waals. Hij noemt als voorbeeld Monaco: het ministaatje barst uit zijn voegen, maar aan de kust is het water meteen behoorlijk diep. 'Daar zou een drijvend platform dus uitkomst kunnen bieden.'
 


Wanneer de eerste 'echte' toepassing komt weet Waals nog niet, en dat zal, zo is zijn inschatting, geen drijvende stad zijn. 'Daarvoor golft het midden nog teveel; een schommelend huis is niet prettig om in te wonen. Maar er zijn andere toepassingen: een offshore visboerderij of een drijvende haven bijvoorbeeld. Daar maakt het minder uit als het geheel een klein beetje golft.' Wel denkt Waals dat drijvende steden in rustig water, bijvoorbeeld in een rivier of een baai, mogelijk is.

Voordat het zover is moet Marin nog heel wat onderzoek doen. Daarvoor haalde het instituut twee weken geleden een mooie Horizon 2020-subsidie binnen, het Europese programma voor innovatief onderzoek. Met een bedrag van 1,6 miljoen euro kan Marin de komende drie jaar vooruit om de mogelijkheden van drijvende eilanden verder te verkennen.